eene streeks Lands, in het gedeelte van Westfriesland, Dregterland genaamd, vermoedelijk naar den Veenagtigen grond dus geheeten. Zij bevat de Ambagten en Dorpen Berkhout, Grosthuizen, Avenhorn, Scharwoude, Beets, Oudendijk en Oostmijzen. Tot in den aanvang der Vijftiende Eeuwe behoorde deeze Landstreek onder het Baljuwschap van Medenblik. In den Jaare 1508 wierdt zij onder het Poortregt van Hoorn gebragt, met belofte van de zelfde Vrijheden aan de Opgezeetenen, als de burgers dier Stad genooten.
Als eene bijzonderheid, de Dorpen van de Veenhoop betreffende, zullen wij het volgende aantekenen. Behalven den gewoonen Regtbank, heeft ieder deezer Dorpen eenige Regenten, Vredemaakers genaamd. De jaarlijksche verkiezing geschiedt op Sint Jansdag, zijnde den vierëntwintigsten Junij. De drie Rijksten of Rijkdommen, hier Pondrijken geheeten, vergaderen op dien dag in de Kerk, en verkiezen, bij meerderheid van stemmen, de Vredemaakers van dat jaar: vier voor Berkhout, als het grootste Ambagt, en twee voor ieder der overige Dorpen. Tevens verkiezen zij Kerkmeesters en Armenvoogden, jaarlijks geschiedt in een der Dorpen, bij beurten, en dus om de zeven jaaren in het zelfde Dorp, de Verriggeling of Verstoelling, zijnde de Omslag der Dorpslasten. Vooraf wordt ieder Burger gewaarschuwd, op een bepaalden dag in de Herberg te verschijnen, om aldaar zijnen staat op te geeven; volgens deezen wordt hij vervolgens in ‘t Pondregt gesteld. De drie hoogst gestelden zijn Pondrijken, voor de volgende zeven jaaren, en worden als zodanig, door den Schout van Hoorn, in den eed genomen.
Zie VELIUS, Chronijk van Hoorn.