Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

THOMAS À KEMPIS

betekenis & definitie

man van veel vermaardheids in zijnen tijd, vooral om zijn ijverig drijven van het leerstelzel der Mijstike Godgeleerdheid. Hij wierdt gebooren in de provincie Overijssel, in den Jaare 1379.

In dat Gewest droeg hij het Monnikskleed, in het Klooster van Augustijnen, op de Agnitenberg, bij Zwolle. De reuk zijner godsvrugt en heiligheid drong door tot afgelegene Gewesten, en lokte veele buitenlanders, zo wel als landzaaten, om een man, welke zo lieflijk eenen geur verspreidde, te zien en te spreeken. Het bekende stigtelijk Werk, ’t welk op het inwendig en gemoedelijk Christendom met grooten ernst aandringt, over de Naavolging van Christus, wordt gemeenlijk aan hem toegeschreeven, hoewel anderen hem het regt, van daar van de oorspronklijke Schrijver te zijn, betwisten. Onder andere beloofde voormaals de geleerde Abt LANGLET DE FRESNOY, te zullen betoogen, dat het beroemde Boek, oorspronklijk, uit ’t Fransch geschreeven is, door zekeren GERSEN of GERSON, en door THOMAS À KEMPIS slegts in ’t Latijn vertaald. Verscheiden geleerden hebben, over dit geschil, hunne gedagten voorgedraagen. De vermaarde GYSBERTUS VOETIUS maakte zeer veel ophefs van dit Geschrift.

< >