een Godgeleerde, en ijverig Voorstander van het Huis van Oranje, waar van hij, in de onrustige tijden, welke hij beleefde, doorslaande proeven gaf. Eerst bekleedde hij het Leeraarampt, onder de Hervormden, te Rotterdam, en vervolgens in ‘s Graavenhage.
Toen men, in den Jaare 1665, ginds en elders, in de Provincie van Holland, eenigen trek bespeurde, om Prins WILLEM DEN III tot de Stadhouderlijke waardigheid te verheffen, voer hij uit, van den Predikstoel, tegen zommige Regenten, die geoordeeld wierden het werk tegen te houden, hen beschuldigende van ondankbaarheid tegen het Huis van Oranje. Niet minder ijverig, voor de belangen van dat doorluchtig Huis, gedroeg hij zich in den Jaare 1672. Men vondt toen, hier en daar, Predikanten, die openlijk staande hielden, en het volk in het denkbeeld zogten te brengen of te voeden, dat veele Leden Van Regeeringe, zo niet aan verraad schuldig, althans den Lande niet zeer getrouw waren; als mede, dat de reden van den snellen voortgang der Fransche Wapenen, en van den zeer nadeeligen en kwaadspellenden toestand van ‘s Lands zaaken, in geene andere oorzaak moest gezogt worden, dan om dat men den Prinse VAN ORANJE te weinig gezags gaf.
Wanneer, niet lang daar naa, de gebroeders JOHAN en KORNELIS DE WITT het slagtoffer wierden van de moorddaadige woede van ’t ‘s Graavenhaagsche Graauw, zag men ook, nevens andere lieden van eenig aanzien, den Predikant SIMONIDES onder de aanschouwers van het schrikwekkend treurtooneel. Ook stondt hij nabij genoeg hetzelve, dat een der beulen, die de hand geleend hadden tot het hangen der deerlijk geknotte Lijken, hem vraagde, of ze hoog genoeg hingen? Thans, egter, scheen de Kerkleeraar het afschuwelijk gezigt niet langer te kunnen verdraagen, maar begaf hij zich in de herberg, naast de Gevangenpoort, bij eenige Leden der Regeeringe van ‘s Graavenhage, welke, van daar, het gruwelstuk, van verre, aanschouwden.
Wijders vindt men aangetekend, dat SIMONJDES, ‘s anderendaags, predikende in de Nieuwe Kerk, van het voorgevallene op den voorgaanden dag, opzettelijke melding maakte. Den moord, aan het Broederpaar gepleegd, noemde hij eene wraake Gods. Hij voegde ’er nevens, dat de handdaadigen aan denzelven niet gestraft, maar veeleer beloond zouden worden. Met dit alles was SIMONIDES een vlijtig beoeffenaar der gewijde Schriften, en moet veel gedagt hebben over de Christelijke Godzaligheid. Dit mag men afneemen uit zijne uitgegeevene Werken, onder welke men genoemd vindt twee Verhandelingen over het Avondmaal; de Gekruiste Christus; de Hemelsche Ziel; Oeffenschool der Godzaligheid; Noodige Boete, en andere. Hij overleedt in goeden ouderdom, in den Jaare 1675.