SCHETS, (MARTEN). Een schrikwekkend bewijs ontmoeten wij, in het rampzalig einde deezes mans, hoe het kwaad, dikmaals, zijnen meester loont.
Heimelijk hieldt hij de zijde van den Graave VAN BOSSU, van wegen den Spaanschen Koning, Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. Aan diens belangen verknogt, liet hij, in den Jaare 1572, door den gemelden Graaf, zich overhaalen tot het aanwenden van zijne poogingen, om de Stad Gouda, door verraad, te bemagtigen. Ten dien einde vervoegde hij zich bij den Heer VAN ZWIETEN, die in de Stad het bevel voerde, met het voorgeeven, dat hij, door den Graaf VAN DEN BERG, was gezonden, met een Vaandel Knegten, over welke hij het bevel voerde, om de Bezetting van Gouda en die van het Kasteel te versterken. Een gepast voorwendsel hadt SCHETS tot het doen van zulk eene aanbieding, alzo hij hadt ontdekt, dat de gemelde Stad- en Slotvoogd, onlangs, aan den Graave VAN DEN BERG om versterking van manschap hadt geschreeven. Intusschen, indien men op de berigten moge vertrouwen, hadt SCHETS een bloeddorstig ontwerp beraamd. Het hieldt in, naa dat hij de Stad zoude bemagtigd hebben, alle de Onroomsche Ingezeetenen van Gouda om te brengen, en alleen de Roomschgezinden te verschoonen. Gelukkiglijk wierdt dit plan verijdeld, door eene tijdige ontdekking van ’s Mans dubbelhartigheid.
Men hadt, op zekeren grond, tegen hem een vermoeden opgevat, nam hem in verzekering, en ging over tot scherpe ondervraagingen. Toen beleedt hij, dat de Lastbrief, welken hij, van den Graave VAN DEN BERG, vertoond hadt, een verdicht en leugenagtig stuk was. Een pijnlijke dood ware, gewisselijk, zijn lot geworden, indien hij dien niet verhoed hadde, door geweldige handen aan hem zelven te slaan. Door eenen strop maakte hij, in den Kerker, een einde van zijn leeven.Zie BOR.
