Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Schagen (Stede)

betekenis & definitie

SCHAGEN, eene Stede, of opene Plaats, in Noordholland, in ’t Noordoosten van de Stad Alkmaar, de hoofdplaats van de dus genoemde Schager-Kogge of Heerlijkheid van Schagen. 't Was al van ouds eene vermaarde Plaats, reeds in den aanvang der Vijftiende Eeuwe met het Poortregt, of Stads Geregtigheden begiftigd. Van hier, dat Schagen onder de kleine Steden van Westfriesland wierdt gerekend, en, ’t eenigen tijde, Afgevaardigden ter Staatsvergaderinge heeft gezonden, zo als Medemblik en andere kleine Steden, in deezen oord der Provincie van Holland, welke nog heden ten dage dit Voorregt genieten. Schagen, als eene Heerlijkheid, aan een afzonderlijken eigenaar behoorende, zal, waarschijnlijk, daar door, dit Voorregt verlooren hebben.

Zij beuzelen, ongetwijfeld, die willen, dat de Plaats reeds voor het midden der Vierde Eeuwe, zelf in den Jaare 334, zoude gebouwd zijn. Met dit alles is het zeker, dat zij onder de oudsten, in deezen oord, moet gerangschikt worden. Immers vindt men aangetekend, dat, onder de Regeering van Graave FLORIS DEN III, de Haarlemmers, in den Jaare 1166, eenig ongenoegen tegen die van Schagen hebbende opgevat, met andere Kennemers, als mede met die van Alkmaar, in een Verbond traden, en in den Winter van het gemelde jaar op de Plaats eenen aanval deeden, en haar deerlijk uitplonderden. Veele Ingezeetenen wierden, bij die gelegenheid, gevangen genomen, na elders weggevoerd, en wreedelijk mishandeld. Uit den vereenigden optogt der Ingezeetenen van twee Steden en van verscheiden Opgezeetenen van het platte Land, mag, met reden, worden afgeleid, dat de Plaats, reeds in de Twaalfde Eeuw, een aanmerkelijken bloei en welvaart moet genooten hebben. Niet lang naa het begin der naastvoorgaande Eeuwe telde men, te Schagen en in de Buitenbuurten, weinig minder dan tweeduizend zevenhonderd en vijftig Inwoonders, behalven de Dienstboden en anderen, die ’er geen vast verblijf genomen hadden. Sedert dien tijd moet de bloei der Stede aanmerkelijk zijn verminderd; vermits, onder eenige rijzingen en daalingen, in den Jaare 1734, dat getal op dertienhonderd en één was verminderd.Schagen is eene net en zindelijk betimmerde Plaats. In ’t midden van dezelve legt een ruim Marktveld, rondom welke de Huizen staan, en op welke drie Buurten uitloopen. De Kerk, welke aan dit Marktveld staat, is een aanzienlijk Gebouw, rustende op vijftien ronde Steenen Pilaaren; zij is honderdvierenzestig voeten lang, tweeënzeventig en een halven voet wijd, en zevenënzeventig en een halven voet hoog. De Toren, geheel van steen gebouwd, steekt, ter hoogte van vijfenzeventig voeten, boven het dak van het Kerkgebouw uit; bedraagende dus zijne geheele hoogte ruim honderdvijftig voeten. Men telt aan denzelven drie Tranzen of Omgangen. Behalven andere sieraaden, pronkt de Kerk, van binnen, met een pragtigen Predikstoel, welks Kap, inzonderheid, voor een meesterstuk van Beeldhouwkunde gehouden wordt.

Wijders ontmoet men ’er verscheiden Graftomben der Heeren en Vrouwen van Schagen. Inzonderheid trekt de aandagt van den kundigen de Graftombe van Heere JAN VAN SCHAGEN en zijne Gemaalinne ANNA VAN ASSENDELFT, geheel van Toetssteen, in welke hunne Afbeeldzels, leevensgroot, nevens zestien Wapens hunner Heerlijkheden, kundig zijn uitgehouwen. Het Orgel is insgelijks een fraai stuk Werk. Weleer stondt het Raadhuis op het Marktveld. Van wegens deszelfs ouderdom en bouwvalligheid, vondt men geraaden, hetzelve af te breeken, en een Burgerhuis, staande aan den Zuidkant van het Marktveld, tot een Raadhuis bekwaam te maaken. Dit gebeurde in den Jaare 1731. Voorts heeft men ’er eene Vischmarkt, Waag en Weeshuis; welk laatste, oorspronklijk een Klooster, bij de verandering der Regeeringe hier te Lande, tot het tegenwoordig oogmerk wierdt vertimmerd.

Wijders heeft men ’er eene Roomsche Kerk, die door een Waereldlijken Priester wordt bediend. Opmerkelijk is het, dat de Doopsgezinden, hoewel vrij talrijk in dit gedeelte van Westfriesland, ter deezer Stede geene Vergaderplaats of Gemeente hebben. Behalven den Landbouw, waar toe de omringende landstreek eene voegzaame gelegenheid verschaft, plagt, van ouds, een goed aantal Messemaakerijen, Looijerijen en Zilversmeederijen, aan zeer veele Ingezeetenen, een bestaan te geeven. Door verloop van tijd zijn deeze Neeringen veel verminderd. De Regeering van de Stede Schagen bestaat uit een Baljuw, vijftig Vroedschappen, drie Burgemeesteren, zeven Schepenen en eenen Sekretaris. Zelden, egter, gebeurt het, dat het aanmerkelijk getal der Vroedschappen geheel vol is; zomtijds kan het weinig meer dan rijklijk de helft haalen.

Zie Chronijk van Schagen.

< >