SCHAFFELAAR, (JAN VAN). Van wegen zijne onvertsaagdheid, betoond in de opoffering van zijn leeven, ten behoeve zijner spitsbroederen, verdient deeze man der vergeetelheid ontrukt te worden.
Hij was een Ruiter, in dienst van DAVID VAN BOURGONDIE, Bisschop van Utrecht, die, zo als uit ’s Lands Geschiedenissen bekend is, met de Stad van dien naam en met Amersfoort, eenen tijd lang, merkelijk overhoop lag. In den jaare 1482, zich gesteld hebbende aan ’t hoofd van achttien of negentien Ruiters, maakte SCHAFFELAAR zich meester van de Kerk en den Toren van het Dorp Barneveld, welk het met den Bisschop hieldt. Die van Amersfoort, als mede etlijken van Nieuwkerk, hier van de lucht gekreegen hebbende, voerden eenige Bussen tegen de Kerk aan, en deeden dezelve heftiglijk beschieten. Die bragt de belegerden in de uiterste verlegenheid; zo dat ze van overgave begonnen te spreeken. Doch de belegeraars weigerden van Verdrag te hooren, ten zij SCHAFFELAAR, op welken zij inzonderheid gebeeten waren, aan hunne woede wierdt opgeofferd. Hierom deeden ze het volgende onmenschelijk voorstel, met nevensvoeging van op hetzelve niets te zullen laaten afdingen: "men moest JAN SCHAFFELAAR, door de Kijk- of Klokgaten van den Kerktoren na beneden werpen, en alzo in de handen der belegeraaren leveren." Met eene edele verontwaardiging van zulk een voorstel aangedaan, verklaarden de belegerden, liever het uiterste te zullen waagen, dan daar toe bewilligen.
Maar SCHAFFELAAR, ziende, hoe zeer ’t op hem gemunt was, en het lot, welk alle de overigen boven ’t hoofd hing, voorkwam hunnen ondergang. Op den Omgang des Torens geklommen zijnde, Spitsbroeders, zeide hij, ik moet tog eenmaal sterven; ik wil ulieden in geene ongelegenheid brengen. Straks zette hij zijne handen in zijne zijden, en sprong alzo stoutmoedig na beneden. Hoewel zwaar gekwetst, viel hij, evenwel, niet dood, doch wierdt, door de verbitterde vijanden, op staanden voet afgemaakt.Zie Chronijk van 1481 – 1483.