SARTORIUS, (JOHANNES). De berigten der Schrijveren, aangaande deezen geleerden Amsterdammer, zijn niet zeer duidelijk en onderscheiden.
Onzes bedunkens kunnen dezelve, met de meeste naauwkeurigheid, op de volgende wijze uit elkander gezet worden. Hij wierdt gebooren te Amsterdam, in den Jaare 1400. Met grooten vlijt leide hij zich toe op de beoeffening der geleerde taalen, het Latijn, Grieksch en Hebreeuwsch. De roem, door zijne bedrevenheid in die taalen behaald, bewoog de Burgemeesters van zijne Geboortestad, om het onderwijs der Jeugd, in het Latijnsche School, zijner zorge toe te vertrouwen. Daarenboven verhaalt PONTANUS, uit den mond van JAN SEM en JAN GYSBREGTSZOON, aanzienlijke burgers van Amsterdam, die ’t van hunne Ouderen verstaan hadden, te weeten, dat SARTORIUS, met toestemming der Regeeringe, een tijd lang, boven de Oude Waag, openbaare lessen heeft gegeeven over de Hebreeuwsche taale. Al vroeg, in zijnen leeftijd, moet hij deeze posten bekleed hebben.
Want, niet lang naa het opgaan van het licht der Hervorminge, kennis bekoomen hebbende aan de gezuiverde Leerbegrippen, en zich voor dezelve, meer of min openlijk, verklaard, wierdt hij, nevens anderen, in den Jaare 1525 des wegen in hegtenisse genomen, en zat in ’s Graavenhage, eenigen tijd, in gevangenis. Hoe lang zijne opsluiting geduurd hebbe, is ons niet gebleeken. Naa zijn ontslag moest hij eenigen tijd balling 's Lands zwerven. Verlof bekoomen, of hetzelve genomen hebbende, om in ’t Vaderland te rug te keeren, zette bij zich met ’er woon neder te Noordwijk, en rigtte ’er een School op. Geduurende zijn verblijf aldaar, of reeds vroeger, hieldt hij zich onledig met het opstellen en uitgeeven van Godgeleerde Schriften. Dit gaf aanleiding tot een geschil tusschen SARTORIUS en CORNELIUS CROCUS, Rektor van ’t Latijnsche School te Amsterdam. De twist liep over het Geloof en de Goede Werken.
SARTORIUS verklaarde zich voor het gevoelen van MARTEN LUTHER, raakende de Regtvaardiging door het Geloof, zonder de Werken. De andere hieldt staande, dat de Werken hier mede in aanmerking kwamen. Zo hoog liep deeze twist, dat de band van vriendschap, welke, langen tijd, de twee Geleerden hadt zamengeknoopt, aan de zijde van CROCUS in stukken wierdt gescheurd. Naa eenigen tijd woonens te Noordwijk, schijnt SARTORIUS zich wederom buitenslands, met naame na Basel, begeeven te hebben. Hier maakte hij kennis, en hieldt gemeenzaame verkeering met de voornaamste voorstanders der Hervorminge. Hij liet aldaar drukken eene Uitlegging van de Groote en Kleine Profeeten. Om niet bekend, en door de uitvoerders der strenge Plakaaten agterhaald te worden, vermomde hij zijnen naam, door verzetting der letteren; hij noemde zich JOHANNES TOSARRIUS, met bijvoeging van den toenaam AQUILOVICANUS, zo veel als Noordwijker, aanduidende de plaats zijner wooninge.
De gemelde Uitbreiding zag het licht in den Jaare 1558. Naa deeze uitlandigheid schijnt SARTORIUS, in zijn Vaderland, niet alleen openlijk de zijde der Hervormden gekoozen, maar ook den Predikdienst te hebben waargenomen. Eerst verrigtte hij dit werk, een tijd lang, te Delft, en vervolgens te Noordwijk. Hier eindigde hij zijne dagen, in den Jaare 1568, of, zo als anderen meer geloofwaardig voorkoomt, in den Jaare 1570. SARTORIUS beminde de Dichtkunst, gelijk blijken kan uit het volgende Grafschrift, welk hij op zich zelven maakte."Hac ego sum tumulatus humo SARTORIUS, ortum
Cui primum tellus Amsterodama dedit.
Ingenium colui varie, docuique juventam
Omnigenes artes, quippe triglottos eram.
Sed postquam virtus, duris exercita fatis,
Destituit corpus, spiritus astra tenet.”
Volgens ’t getuigenis van den geleerden Amsterdammer PETRUS OPMEER, was SARTORIUS niet min bedreeven in zijne Moedertaale, dan in uitheemsche spraaken; tellende hem voorts onder de voornaamste opbouwers der Nederlandsche taale, onder andere door het vertaalen van eenige honderden Latijnsche en Grieksche Spreekwoorden, en wel zo gelukkig, dat, volgens ’t getuigenis van Geleerde mannen, de overzetting voor ’t oorspronklijke niet behoeft te wijken. De geleerde JUNIUS hieldt hem in hooge waarde; volgens zijn schrijven, in zekeren brief, "zouden uit het School van SARTORIUS meer Geleerde Mannen, dan Helden uit het Trojaansche paerd zijn voortgekoomen." Behalven de bovengemelde Uitlegging, en zijne vertaalde Spreekwoorden, heeft men van hem de volgende Godgeleerde Werken: De fide Justificante; de S. Eucharistia; Observationes in Matthaeum; Annotationes Scripturarum, Assertiones fidei ad Satana Satellitium; als mede nog eene Latijnsche Spraakkunst.
Zie PONTANUS; Biblioth. Belgica; BRANDT, Hist. der Reformatie; soermans, Kerk. Register.