een der vermaardste Geleerden van de Vijftiende Eeuwe, was gebooren binnen de Veréénigde Nederlanden, meer bepaaldelijk te Baflo, een dorp van weinig aanziens in de Provincie Stad en Lande.
In den Jaare 1442 zag hij aldaar het eerste licht. Naa, in zijn Vaderland, de gronden der Taalkennisse geleid te hebben, wierdt hij, volgens de gewoonte van dien tijd, gezonden na het Hoogeschool van Leuven. Hier vertoefde hij eenige jaaren, Daar naa deedt hij eene reize door Frankrijk en Italie. Te Ferrare hoorde hij de Lessen van den alom vermaarden THEODORUS GAZA, door den Hertog, met groote moeite en kosten, van Constantinopole na Ferrare gelokt. Naa eene uitlandigheid van etlijke jaaren, keerde AGRICOLA te rug in zijn Vaderland, met oogmerk om in de Stad Groningen zijne wooning te vestigen. Zijne vermaardheid en verkreegene kundigheden waren oorzaak, dat hem, wel haast, eene niet onaanzienlijke bediening wierdt opgedraagen. Niet langer dan zes maanden, hadt hij zijnen post bekleed, toen hij, van wegen de Stad, aan Keizer MAXIMILIAAN wierdt afgevaardigd.
Zijn reislust was oorzaak, dat hij dien last gretig aanvaardde. Sedert sleet hij zijnen meesten leeftijd te Heidelberg en Worms.
In de eerstgenoemde Stad onderwees hij, eenigen tijd, de Wijsbegeerte. Te Worms zat thans op den Bisschoplijken Stoel JOHAN DALBURG, eertijds de leerling, zedert de gemeenzame vriend van AGRICOLA. De Kerkvoogd hadt aan zijn Hof een geleerden Jood, vooral doorervaren in de Oostersche taalen.
Schoon reeds veertig jaaren oud, deedt AGRICOLA zich door hem in de Hebreeuwsche taale onderwijzen. Van natuure met oordeel, vernuft en een vasthoudend geheugen begaafd, en, daarenboven, onvermoeid in het beoeffenen van allerlei weetenschappen, verworf hij den naam, en ook de daad zelve, van eenen der grootste Geleerden van sijnen tijd. Hij was een meester in de welspreekendheid, dooroeffend Regtsgeleerd, sierlijk Dichter. Het Grieksch en Latijn verstondt hij in die volkomenheid, en schreef zo zuiver in beide taalen, alsof hij in de beste tijden van Athene en Rome leefde. Om zijne gestrenger bezigheden te verpoozen, verlustigde hij zich, bij wijlen, met een Schilderkunde, waar in hij meer dan gemeene vorderingen hadt gemaakt. Tot ongeluk voor het Gemeenebest der Letteren, bereikte hij geenen hoogen Ouderdom. Hij overleedt in den bloei zijner jaaren, te Heidelberg, op den vijfentwintigsten October des Jaars 1486, en wierdt, in die Stad, in de Kerk der Minniten, begraaven.
De geleerde ALARDUS van Amsterdam heeft ’s Mans schriften bij een verzameld, en in den Jaare 1539, in twee Stukken in Octavo, te Keulen laaten drukken. Men vindt voor dezelve een verhaal van ‘s Mans leevensloop. AGRICOLA voedde eenige begrippen, welke, zedert, zo veel gerugts maakten, en eindelijk uitliepen op de Kerkhervorming. Ondanks zijne onverzaadelijke zucht tot weetenschappen en geleerdheid, was hij zeer aangenaam in den omgang, en zeer gezien bij de vrouwelijke sexe.
Om deeze te vermaaken, schreef hij eenige Vaderlandsche Gezangen, welke hij, bij het snaarenspel, met eene ongemeene lieflijkheid, voor dezelve zong. Met dit alles was hij zeer geregeld van zeden, en een vijand van alles, wat eenigzins het voorkoomen hadt van losbandigheid. Hij is nooit getrouwd geweest, hoewel hij, ’t eenige tijde, zulks voorneemens was.