Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

RUGGE

betekenis & definitie

een Polder, in Zuidholland, in het Land van Voorn, groot, in zijnen omvang, volgens de laatste daar van bekende opgave, elfhonderd achttien Gemeten en honderdzesennegentig Roeden. Men vindt ’er geen Kerkdorp, maar alleenlijk een Gehugt, de Tinte genaamd.

Hier staan ongeveer dertig Huizen, met eene Meekrapstoof. In deezen Polder, na den kant van den Briel, en niet verre van die Stad, legt eene Boerewooning, het Ziekhuis genaamd. Met veel gronds wordt dit gehouden voor het van ouds bekende Huis te Rugge. Nabij of in den omtrek van hetzelve plagt, wel eer, te leggen een Klooster van Kanunniken, door Heer HUGO VAN HEENVLIET, in den Jaare 1404, gestigt.

In den grond, op welken het gewijde Gestigt gestaan heeft, vindt men nog Overblijfzels van oude gewelfzels, zelf nog van gepleisterde Grafsteden, mogelijk, weleer, behoord hebbende tot eene Parochiekerk, welke hier gestaan heeft, en aan de H. Maagd gewijd was. In Godsdienstige eerbiedenisse wordt, nog heden, bij de Roomschgezinden, in deezen oord, gehouden een Put, die den bijnaam van de Heilige voert, gelegen in eene Weide, nabij de straks gemelde begraafplaatzen. De Opgezeetenen van Rugge oeffenen hunnen openbaaren Godsdienst in de Stad Briele, of in het Dorp Oostvoorn.

< >