JULIAAN ROMERO, was een der Spaansche Krijgsbevelhebberen, al vroeg vermaard in de Geschiedenis der Nederlandsche onlusten. Indien niet vroeger, immers in den aanvang der Regeeringe van Koning PHILIPS DEN II, bevondt hij zich in deeze Landen.
Bij meer dan ééne gelegenheid gaf de Koning blijk van het vertrouwen, welk hij in zijne getrouwheid en bekwaamheden stelde. Toen PHILIPS, in den Jaare 1559, noodig vondt, tegen zijne belofte, eenig Spaansch Krijgsvolk in de Nederlanden te doen blijven, tot bedwang der Ketteren, wierdt, nevens JOAN DE MENDOZA, ROMERO benoemd, om onder den Prins VAN ORANJE en den Graaf VAN EGMOND, daar over het bewind te voeren. Men weet, dat de Prins en de Graaf dit bewind van de hand weezen. Met den aanvang des Jaars 1561 vertrok ROMERO na Spanje, met het overschot der Spaansche Krijgsknegten. Doch toen de Koning, van nieuws, geraaden vondt, Krijgsmagt na de Nederlanden te zenden, keerde hij mede derwaarts te rug. Zeer kwalijk berugt is ’s Mans naagedagtenis, zo wel elders als inzonderheid in Gooiland. Don FREDERIK DE TOLEDO, Zoon des Hertogs VAN ALVA, in den Jaare 1572, de Stad Naarden bezet hebbende, hieldt zijne Legerplaats te Laagbussem. Derwaarts begaven zich etlijke Gemagtigden der Stad, om met den Veldheer in onderhandeling te treeden. Onder weg ontmoette hun JULIAAN ROMERO, doende den Afgevaardigden verzekering, dat Don FREDERIK de zaak van Naarden in zijne hand gesteld hadt. Zonder des bewijs te vraagen, vallen hem de Stedelingen te voet, en bieden hem de Sleutels van hunne Stad aan, die hij, egter, met eene Spaansche groothartigheid van de hand wees, betuigende dezelve bij de Poorten der Stad te zullen ontvangen, alwaar zij tevens verstaan zouden, welke genade zij te wagten hadden. Men bewilligde daar toe, naa dat alvoorens, op het aanhoudend smeeken der Naardenaaren, ROMERO, bij handtasting, hadt beloofd, dat burgers en bezettelingen, aan lijf of goederen, geene schade zou geschieden. ROMERO tradt hier op na binnen, met ruim vierhonderd Spanjaarden, en nam zijnen weg na het huis vin den Schepen GERRIT PIETER AARTSZOON, om ’er het middagmaal te houden. Dit was naauwlijks geschied, of ROMERO deedt, bij openbaaren trommelslag, alle de burgers en bezettelingen, ongewapend, in de Gasthuiskerk verzamelen. Op het Art. NAARDEN hebben wij verhaald, den deerlijken moord, welke hier gepleegd wierdt. ROMERO’s trouwloosheid was dus oorzaak, dat ’er honderden jammerlijk gekeeld, gegriefd en geslagt wierden.Nog in dat zelfde jaar was hij tegenwoordig in het beleg van Haarlem. Sparendam was eene gewigtige plaats, om den toevoer derwaarts open te houden. Hier van overtuigd, was ROMERO op de bemagtiging bedagt. Eenige Roomschgezinde boeren tot wegwijzers genomen hebbende, begeeft hij zich derwaarts, over ’t ijs, (’t was op den achtsten December) overvalt de Verschanzing aan den Westkant, daar zij 't minst versterkt was, en versloeg driehonderd man van de Bezettinge; de overigen wierden op de vlugt gedreeven. Ten tijde der Bredasche Vredehandelinge, tusschen Spanje en de Staaten, vinden wij ROMERO’s naam vermeld, onder die der andere Gijzelaars, door den Landvoogd Don</i> LOUIS DE REQUESENS, na Dordrecht gezonden, om borgen te zijn voor de veiligheid der Staatsche Gemagtigden, alzo de Stad Breda thans in de magt der Spaanschen was. In ’t volgende jaar holp ROMERO Antwerpen bemagtigen, en was tegenwoordig bij de gruweldaaden, welke aldaar gepleegd wierden. Nogthans wordt van hem verhaald, dat hij, nevens eenige anderen, toen de Spaansche Furie (zo noemde men het schrikwekkend bedrijf,) op ’t hevigst woedde, zijne Soldaaten tot zagtheid zou vermaand hebben. Wat ’er zints dien tijd, van ROMERO, geworden zij, vinden wij niet aangetekend.