EGBERT ROELOFSZOON. Tegen de bemoeijingen en poogingen, tot hervorminge en verbeteringe van Godsdienstige begrippen en gebruiklijkheden, heeft men, meermaalen, ingebragt, dat lieden uit de heffe des Volks daar toe voornaamelijk de hand leenden, en het werk dus meer uit drift, dan uit verstandig overleg zijnen oorsprong nam. Amsterdam, onder andere, kan, van de valschheid dier aantijginge, menigvuldige voorbeelden uitleveren.
Mannen van het hoogste aanzien in den Burgerstaat, deftige Kooplieden, stelden zich tot hoofden van den Aanhang, die, een weinig naa het midden der Zestiende Eeuwe, de Kerkhervorming voorstondt. EGBERT ROELOFSZOON, behalven andere, op deeze of geene Artikelen reeds genoemd, was een van deezen. Ten tijde als men de openbaare Preek, in of bij gemelde Stad, zogt in te voeren, hieldt hij gemeenschap met LAURENS JAKOBSZOON REAAL, REINIER KANT, KORNELIS WILLEMSZOON HOOFT en anderen, en hadt heimelijk verstand met eenigen uit de Vroedschap, uit welke hij vernam, wat, ten hunnen opzigte, ten Stadhuize voorviel. Dat ROELOFSZOON niet kwalijk gezien was bij de Regeering, bleek ten tijde van het uitbreeken der befaamde Beeldestorminge. Het volk, met groote troepen, na de Oude en de Nieuwe Kerk streevende, bragt dit de Burgemeesters in geene kleine verlegenheid. Diens volgens op het Stadhuis vergaderd zijnde, ontbooden ze aldaar, nevens ADRIAAN PAUW en AREND BOUWER, onzen EGBERT ROELOFSZOON, als de voornaamsten der Gereformeerden, om van deeze eenige middelen en voorslagen te hooren, dienstig om het volk tot bedaaren te brengen. Terwijl men bezig was met raadpleegen, kwam een der Burgemeesteren, die buiten het Vertrek gegaan was, ijlings binnen stuiven, met groote verbaasdheid roepende, dat in de Oude Kerk reeds alle Heiligen in stukken geslagen waren. ROELOFSZOON gaf hierop, met koelzinnige bedaardheid, tot antwoord, dat het slegts Beelden, geenzins Heiligen waren. Zedert wierdt hij, eens en andermaal, voor de Heeren ontbooden, onder andere ter gelegenheid der plonderinge van het Minderbroeders-Klooster, met verzoek om mede te werken, tot het doen bedaaren van de zamengevloeide menigte. Onder de negen persoonen, naderhand, door Burgemeesteren, benoemd, om te dienen tot middelaars tusschen de Regeering en de Gemeente, als mede ter handaavinge van de openbaare rust, leest men ook den naam van EGBERT ROELOFSZOON.In weerwil van alle deeze diensten, ten algemeenen beste, moest hij de Stad en ’t Land verlaaten, om tegen de vervolgingen, en tegen de dreigementen der Bloedplakaaten, in vreemde landen eene schuilplaats te zoeken. Nevens veele anderen vondt hij dezelve te Hamburg. Hier vertoefde hij, tot dat de verandering van zaaken, binnen Amsterdam, in den jaare 1578, hem na zijne Vaderstad te rug riep. Bij het vertrek uit de straks genoemde Stad, ontving ROELOFSZOON, onder andere, van den Hamburgsche Raadsman JOHAN HUIGEN, den verstandigen raad, welken wij, op het Artikel PAUW (ADRIAAN), vermeld hebben. Nog in het zelfde jaar wierdt hij tot Raad en tot Kommissaris van Huwelijkszaaken aangesteld. In de laatstgemelde hoedanigheid gaf hij een bewijs van zijnen ijver, om het gezag der Regeeringe te doen gelden, en den Predikanten, daar ’t pas gaf, tegenstand te bieden. Het geval, bij ’t welk hij deeze gezindheid betoonde, wordt aldus verhaald.
Bij ouds plagt, te Amsterdam, het trouwen in de Kerk bij avond te geschieden. Kort naa de verandering der Regeeringe nam de Kerkenraad een besluit; dat zulks over dag moest verrigt worden. Niet lang daar naa gebeurde het, dat zeker aanzienlijk burger, zich in den echt zullende begeeven, en gekoomen voor Kommissarissen van Huwelijks zaaken, om de huwelijksafkondiging te laaten aantekenen, zijne begeerte te kennen gaf om op het Stadhuis te trouwen: voor reden geevende, dat zijne Bruid, eene jonge Maagd, ’er tegen op zag, door beschroomdheid, om openlijk bij dag in de Kerk getrouwd te worden. 't Moet niet geschieden, voegde hem hier op ROELOFSZOON te gemoete: Gij zijt een oud Patriot, die mede langen tijd buiten ‘s Lands hebt gezworven; 't zou niet wel passen, dat gij niet in de Kerk getrouwd wierdt. Wij zullen bezorgen, dat het trouwen naa het Avondgebed geschieden zal. Op deeze toezegging zich verlaatende, begaf zich de Bruidegom met zijne Bruid, tegen den vereischten tijd, na de Kerk. Doch men weigerde hem te trouwen. Misnoegd over dusdanig eene onverwagte ontmoeting, vervoegde hij zich, nevens eenigen van de zijnen, in den Kerkenraad; doch bekwam ’er, naa veel over en weder spreekens, dit afwijzend antwoord, "dat zij het onlangs genomen besluit, om zijnentwille, niet wilden veranderen”; ’er nevens voegende, dat de Heeren, die hem zulke beloften hadden gedaan, hun daar in niet te gebieden hadden. Met dit bescheid ging de Bruidegom na ’t huis van EGBERT ROELOFSZOON, die straks daar op zich na den Kerkenraad begaf, en, hoewel niet zonder groote moeite, bewerkte, dat de belofte der Heeren wierdt naagekoomen. Zo onverzettelijk, egter, toonden zich de Stads Predikanten, dat niemand van hun beiden de huwelijksinzegening wilde verrigten, maar daar toe een Predikant van buiten moest gebruikt worden. Het eerste jaar naa de verandering der Regeeringe te Amsterdam, beklom EGBERT ROELOFSZOON het Burgemeesterlijk gestoelte. Vijfmaalen bekleedde hij, zedert, die waardigheid, te weeten, in de Jaaren 1580, 1582, 1583, 1585 en 1587. Waarschijnlijk zal hij kort naa het laatstgenoemde jaar overleeden zijn. Op de lijst der Raaden, van den Jaare 1590, ontmoeten wij ROELOF EGBERT ROELOFSZOON; denkelijk zal deeze zijn Zoon, immers van zijne maagschap geweest zijn.