Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 25-01-2023

Purmerend

betekenis & definitie

PURMEREND, de laatste in rang onder de zeven stemmende Steden van het Noorder-Kwartier, en gevolglijk ook ter Vergaderinge van Holland, legt, als ’t ware, aan het einde van het straks beschreevene Purmermeir, en mag dus geoordeeld worden, van die ligginge den naam ontleend te hebben. Niet vroeger dan omtrent het midden der Veertiende Eeuwe, vindt men Purmerend vermeld, in onderscheiding van het Dorp Purmer, ’t welk, zedert, te niete gegaan, of, veelligt, daar mede vereenigd is geworden. Purmerend, ondanks deszelfs toeneemenden bloei, langen tijd, een Dorp gebleeven, en, hoewel, in ’t laatst der Vijftiende of het begin der Zestiende Eeuwe, met Stedelijke Voorregten begiftigd, bleef nog lang onbemuurd.

Niet vroeger dan naa het beleg van Haarlem, in den Jaare 1572, besloot men tot het leggen van eenen Wal en het graaven van eene Graft. In het volgende jaar verscheenen ’er, voor de eerste maal, op verzoek van Prinse WILLEM DEN I, Afgevaardigden der Stad in het Kollegie van Gekommitteerde Raaden van het Noorder-Kwartier, en vervolgens ook in de Vergaderinge der Staaten van Holland en Westfriesland.Purmerend was, eenen langen reeks van jaaren, als eene afzonderlijke Heerlijkheid, de eigendom van bijzondere bezitters, onder welke het, ’t zij bij erfenis of koop, van den eenen tot den anderen overging. Wij zullen hier, als der opmerkinge wel waardig, de volgreeks der Heeren van Purmerend laaten volgen.

1. De eerste Heer daar van was WILLEM EGGERT, een man van groot vermogen te Amsterdam. Hij verkreeg de Heerlijkheid, bij wijze van Erfleen, van Hertog WILLEM VAN BEYEREN, in vergelding voor de menigvuldige diensten, van hem genooten, vooral geduurende zijne voortvlugtigheid om zijn medeweeten van den moord, gepleegd aan ALEID VAN POELGEEST, Bijzit van ’s Hertogen Vader ALBERT VAN BEYEREN. De Giftbrief was gedagtekend den vierden November des Jaars 1410. Kort daar naa begon Heer EGGERT aldaar een Slot te bouwen; ’t welk, eerlang, voor een der sterksten van 't gantsche Land gehouden wierdt. Tot in ’t begin der tegenwoordige Eeuwe bleef het nog, voor een groot gedeelte, in weezen, en wierdt eerst voor vijftig jaaren afgebroken. Men ziet nog daar van den platten grond, in het Westeinde der Stad. Koetshuis en Stalling zijn nog in weezen, onder de gedaante van een Pakhuis.
2. JAN EGGERT, Zoon des bovengemelden, wierdt, in den Jaare 1417, door Vrouw JAKOBA VAN BEYEREN, met de Heerlijkheid van Purmerend verlijd. Doch deeze, ziende den opgaanden brand van tweedragt tusschen de Nederlandsche Grooten, en derzelver afgunst vreezende, begaf zich, eerlang, met der woon na Gent, hebbende alvoorens de Heerlijkheid verkogt aan zijnen Zwager,
3. GERRIT VAN ZYL, die, insgelijks bij verkoop, in den jaare 1439, de Heerlijkheid afstondt aan
4. JAN, Burggraave van Montfoort, van welken dezelve, bij erfopvolging, overging op zijnen Zoon
5. HENRIK VAN MONTFOORT, die, op zijne beurt, bij zijn overlijden, Purmerend naliet aan zijnen Zoone
6. JAN VAN MONTFOORT. In merkelijke oneenigheid geraakte deeze met de Ingezeetenen. Daarenboven verviel hij, om zijne Hoeksgezindheid, in de ongenade van den Aardshertog MAXIMILIAAN; welke, diensvolgens, de Heerlijkheid verbeurd verklaarde, en voorts opdroeg aan eenen Oostenrijksche Veldoverste,
7. BALTHAZAR VAN VALKESTEIN. Hij bleef ’er niet lang eigenaar van, maar verkogt zijn regt, in den jaare 1473, aan
8. JAN VAN EGMOND, Stadhouder van Holland, Zeeland en Westfriesland. Deeze schonk aan die van Purmerend verscheiden Voorregten, en wierdt, in de Heerlijkheid, opgevolgd van zijnen Zoone
9. JAN VAN EGMOND, den tweeden van dien naam. Hem en zijne Heerlijkheid trof het ongeluk, dat een felle brand de Kerk en het meerendeel der Huizen in de assche leide. Heer JAN zich thans in Italie onthoudende, alwaar hij ook overleedt, schonk zijne Moeder, in naame van haaren Zoon, verscheiden Voorregten aan de burgers, om dezelve tot den herbouw van hunne Huizen aan te moedigen.
10. KAREL VAN EGMOND, oudste Zoon des straks genoemden, wierdt, naa zijns Vaders aflijvigheid, Heer van Purmerend, en naa hem zijn broeder
11. LAMORAAL, Graaf van Egmond, de zelfde, welke, op last van den Hertog VAN ALVA, in den Jaare 1568, te Brussel, onthalsd wierdt.
12. PHILIPS VAN EGMOND was, als oudste Zoon, de opvolger van zijnen ongelukkigen Vader. Doch deeze, zedert, de Spaansche zijde gekoozen hebbende, wierdt de Heerlijkheid verbeurd verklaard ten behoeve der Graaflijkheid, en de Wethouderschap van den eed aan den Huize van EGMOND ontslagen. ’t Is twijfelagtig, of de Heerlijkheid naderhand bezeeten is door eenen broeder van PHILIPS, LAMORAAL VAN EGMOND, die in den Jaare 1617 overleedt, dan of zij, zints de Verbeurdverklaaring, met Holland onmiddelijk vereenigd is geworden.

De Stad Purmerend, op dat wij nu tot eene meer bijzondere beschrijving overgaan, wordt omringd van de vrugtbaare en aangenaame Meiren, de Beemster, de Purmer en de Wormer. Langs de Wallen, die met boomen fraai beplant zijn, heeft men een verrukkelijk gezigt op den omliggenden oord. Men heeft ’er vijf Poorten: de Hoornsche Poort, de Purmer Poort, de Amsterdamsche Poort, de Nekker Poort en de Beemster Poort. Het getal der Huizen wierdt, bij de jongste opneeminge, geschat op zeshonderd en dertig, die Verponding betaalden, en dat der Inwoonders op ruim zesentwintighonderd. Aanzienlijke gebouwen, behalven eenige zindelijke Burgerwooningen, vindt men ’er bijkans geene. Het Stadhuis is een oud gebouw, en bezit weinig luisters, dan zijnen stand op een ruim Marktveld, tegenover de Groote Kerk, een fraai gebouw, eertijds aan ST. NIKOLAAS gewijd. Twee Predikanten verrigten aldaar den predikdienst. De Lutherschen hebben ’er eene Kerk, welke door éénen Leeraar wordt bediend. Ook is er eene Vergaderplaats van Doopsgezinden, doch het getal van deeze zo gering, dat zij niet in staat zijn om eenen Leeraar te onderhouden. Uit nabuurige plaatzen worden zij hierom bediend, vooral in den Zomer. Eindelijk hebben ’er ook de Roomschgezinden een Statie. Tot onderhoud van Ouderlooze kinderen heeft men ’er een Burger-Weeshuis en een Armen-Weeshuis. Vóór het droogmaaken der boven genoemde Meiren, was de Visscherij eene voornaame bron van 't bestaan der Ingezeetenen. Men ving ’er veel Paling, en voerde dezelve, in Kaaren, heel na Engeland. Zints de ruime Waterplassen in vrugtbaare Weilanden zijn veranderd, heeft men zich voornaamelijk op de Kaasneering toegeleid. De weeklijksche Markt, die elken Dingsdag wordt gehouden, is alomme vermaard. Reeds omtrent het midden der Zestiende Eeuwe verkreegen die van Purmerend vrijheid tot eene jaarlijksche Leermarkt; nog heden wordt dezelve gehouden. Wijders wordt ’er, in ’t Voor- en Naajaar, rijklijk Vee ter markt gebragt. Op ’t Art. NIEUWENTYT hebben wij reeds aangemerkt, dat deeze beroemde man te Purmerend zijnen meesten leeftijd heeft gesleeten. Eindelijk bestaat de Regeering der Stad uit Schout, vier Burgemeesters, zeven Schepenen en vijftien Vroedschappen. Onder Purmerend behoort de Nek, eene kleine Baart, in 't Zuidwesten der Stad, even buiten de Nekker Poort gelegen.

< >