JAN VAN LANDSBERGEN, Geneesheer en Burgemeester te Middelburg, was een ijverig voorstander van het Huis van Oranje. Terwijl Prins WILLEM DE III nog in de Wieg lag, wendde hij , nevens zijnen Amptgenoot HENRIK THIBAUT, Heer van St. Aagtenkerk, zijne, uiterste poogingen aan, om den Vorstelijken Zuigeling te doen aanstellen, of, zo dit niet wilde gelukken, voorbeschikken tot Stadhouder van Zeeland.
Behalven ’s jongen Prinsen toekoomende grootheid, hadden ze hier mede op het oog, hem, in tijd en wijle, de bestelling der Wet in de Steden te bezorgen, welke ‘s Lands Staaten, nu geenen Stadhouder hebbende, niet onduidelijk deeden blijken, voortaan aan zich zelve willen trekken. Om lieden, die met hem in begrippen en bedoelingen overeenstemden, op het kussen te brengen of te houden, hadden LANDSBERGEN en THIBAUT bewerkt, dat de twaalf Kiezers, die te Middelburg een dubbel getal plagten te benoemen, waar uit de Stadhouder gewoon was de verkiezing te doen, de benoeming niet deeden, zo als men gewoon was, uit de Burgerij alleen, maar voor een gedeelte uit de Regeeringe. Hun oogmerk hier mede was, om de begunstigers van het Huis van Oranje aldus de meerderheid te doen behouden; zij meenden, buiten deeze voorzorge, daar omtrent minder zekerheids te hebben. Zeer euvel nam de Burgerij deezen inbreuk op haare en der Stads Privilegiën. Onder de hand voedden zommigen, van meer aanziens dit misnoegen. Zelf wil men dat de Predikanten ’er onder roeiden, en de schending der Voorregten openlijk doorstreeken. Een geschil, dus hoog loopende en rugtbaar geworden, moest noodwendig van gevolg zijn, en de bemoeijmgen van ’t Gemeen gaande maaken. In ’t begin van Junij des Jaars 1651 zag men een talrijken hoop optrekken na de Vergaderplaats der Staaten, den dood dreigende aan LANDSBERGEN en THIBAUT, die ’er mede tegenwoordig waren; doch zij maakten zich heimelijk te zoek, en verlieten, in allerijl, de Stad en vervolgens het Gewest. De gaande geworden menigte dus te leur gestield, koelde thans haaren euvelmoed aan het huis van LANDSBERGEN; boeken, schilderiien, porcelein, huisgeraaden, alles wierdt een prooi der baldaadigste vernielinge. Zonder de tusschenspraak van eenige Predikanten, hadde het huis van THIBAUT een diergelijk lot getroffen.
Zie WAGENAAR, Vad. Hist.
LANDSDIEP, Het
Het LANDSDIEP, een Zeegat in Texel, het beste en meest gebruillijke in deeze beroemde Haven. Uit het Marsdiep, ’t welk meer binnenwaarts legt, loopt het Zuidwestwaarts aan, tusschen den vasten wal van de Helder en den befaamden Zandbank de Zuider-Haaks.