HENRIK HODORP, EEN HOLlandsche Koopvaardijschipper, om zijn manhaftig bedrijf tegen de Turken, wel waardig om bij de naakoomelingschap gedagt te worden. In den Jaare 1693 zich met zijn Schip bevindende in de Middelandsche Zee, wierdt hij aangetast door drie Turksche Zeeroovers.
Naa lang en hevig vegten, gelukte het den Turken, hem aan boord te klampen, en honderd man op zijn Schip over te zetten. HODORP BEGAF Zich hierop na de Bak en Schans, en verweerde zich van daar zo dapper, dat als de Turken op hem zogten in te dringen, hij, door middel van Springkisten, een goed getal van dezelve deedt in de lucht vliegen. Toen deedt hij met de zijnen eenen uitval, zuiverde zijn halfdek van de vijanden, en noodzaakte dezelve, in het voorste gedeelte van het Schip, eene wijkplaats te zoeken. Vervolgens worp hij zo hevig met Handgranaaten, en schoot, langs het Schip, met zijn geschut zo geweldig, dat de Turken, ten langen laatste, genoodzaakt wierden, zijn Schip te verlaaten. Thans wendde HODORP NA DEN Wal, met oogmerk om zijnen vijand te ontzeilen. Doch de Turken vervolgden hem derwaarts, en vielen, van nieuws, op hem aan.
De moedige Kapitein was nu zeer zwaar gekwetst, en hadt, van al zijn Volk, zo aan gezonden als gekwetsten, niet meer overig dan drieëndertig man: een veel te zwak getal, om aan roovers, togtig na buit, het hoofd te kunnen bieden. Om evenwel hunnen wensch te verijdelen, wierdt HODORP NU TE Raade, zijn Schip in brand te steeken, en zich voorts, met al zijn Volk, in de Boot aan de genade der Golven over te geeven, in de hoop van eenig Schip of Land te zullen aantreffen. Hij voerde mede twee gevangene Turken, van de geenen, die eerst zijn Schip geënterd hadden. Naa eenig omzwerven in Zee, naderden zij de Spaansche Kust. Hier ontmoetten zij vijf Galeien, die HODORP NEVENS de andere gekwetsten overnamen. Het gezond Volk vervolgde zijne reize, met de Boot, en kwam behouden in Spanje aan land.