NIKOLAAS HASSELAAR WAS DE Zoon van den edelen PIETER DIRKSZOON, ZO AAnstonds geschetst, en is doorgaans bekend bij den naam van de Majoor HASSELAAR, ALZO HIj, onder de Bezetting van Amsterdam, dien post bekleedde. Meer dan eens vertoonde hij blijk, dat men, in hem tot dien post te verheffen, het oog op geen onwaardig voorwerp hadt laaten vallen, in tijden vol van onrust, die menigmaalen een moedigen Voorganger vorderden, om de oproerigheid in bedwang te houden, of in haare woede te beteugelen.
Toen, in den Jaare 1626, het Graauw eene Remonstrantsche Vergadering gestoord, en het huis, waar in dezelve was gehouden, uitgeplonderd hadt, zondt de Wethouderschap, zo ras zij ’er van verwittigd was, den Majoor HASSELAAR DERWAARts, met eenige Stads Soldaaten. Bij zijne aankomst was het Graauw bezig met afbreeken van het Dak. In ’t eerst zogt hij, met woorden en dreigementen, een einde te maaken aan het pleegen van ’t geweld. Doch, in stede van hier aan gehoor te geeven, worpen de moeitemaakers met steenen op de Soldaaten. Thans gaf de Majoor bevel om onder den woesten hoop te schieten. Twee Belhamels lieten ’er ’t leeven.
Twee jaaren laater betoonde hij gelijken ijver, bij gelegenheid dat een huis op de Lastaadje, alwaar de Remonstranten eene godsdienstige bijeenkomst zouden houden, met plondering gedreigd wierdt. Door middel der Stads Soldaaten, welke hij, in allen spoed, opriep, voorkwam hij het uitbersten van dien doldriftigen ijver. Grootlijks kwam, eindelijk, ’s Mans onverschrokkenheid te stade, ter gelegenheid dat de Matroozen eenen aanval dreigden op ’t Westindisch Huis, waar in de Buit, door den vermaarden PIET HEIN VEROVERd, bewaard wierdt. De Wagtmeester JAKOB WYTS EN DE Majoor NIKOLAAS HASSELAAR, DOOR DE Regeering, derwaarts gezonden, bragten, alleen door hunne tegenwoordigheid, zulk eenen schrik onder den plonderzuchtigenhoop, dat zij dien deeden verstuiven, zonder dat hunne manschap daar onder hadt behoeven te schieten.