Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-07-2022

GILDEN of GULDEN

betekenis & definitie

is een soort van broederschap of samenvoeging van Handwerkslieden of Handelaars. KILIAAN zegt, dat Gulden of Gilden, is een Societas Contributionum, Contubernium, en een Gilden der Ambagten, een Collegium Opificum. De tijd van derzelver oprigting is zo oud, dat dezelve niet naauwkeurig kan bepaald worden.

Bij de Beschrijving der Steden, door ons reeds vermeld, hebben wij derzelver getal en ieder Gild afzonderlijk genoemd. Ook hebben wij gezien, dat ze, op sommige plaatzen, deel aan de Regeering hebben, inzonderheid te Dordregt. Ieder Gild maakt op zig zelven, in de meeste Steden, een bijzondere huislijke Regeering uit. Aldus hebben zij een Deken, drie of vier Overlieden, of Hoofdmannen, die meest al Jaarlijks, op gezette dagen, veranderen, naar inhoud der Gildekeuren, en wel meest al op den vierdag van den Patroon, of zoge. naamden Heilige, bij ieder Gild, in oude tijden, daar toe gekoozen. De voornaamste Heiligen, als mede de naamen der Gilden, ieder van welke in de Kerken vóór de tijden der Hervorminge, een Kapel en Altaar had, en aan welke Jaarlijks geofferd werd, waren deeze: NOACH, of het Wijnkoopers Gilde; ST. JAN of ST. FRANCISCUS, het Kleeremakers Gilde ; ST. BARBERA, of Metzelaars Gilde; ST.

JOZEF, of Ewouts Gilde, waar onder behooren de Timmerlieden, Schrijnwerkers en Wielmaakers; ST. OBERTS, of Bakkers Gilde; ST. PIETERS, of Visverkoopers Gilde; ST. ANTHONIS, of Vleeschhouwers Gilde; ST.

NICOLAAS, of Lakenkoopers Gilde; DE KLEINE ST. NICOLAAS, daar onder de Kruideniers, enz.



ADAMS, of Tuinmans Gilde; Cosmi en Damiaans Consserie; Chirurgijns Gilde; ST. LUCAS, het Schilders Gilde; ST. ELOY, het Goud en Zilversmits Gild, .enz. ST.

CRISPYN, het Schoenmaakers Gilde; ST. FRANCISCUS, het Knoopemaakers Gilde, ST. MARCUS, het Kuipers Gilde; ST. JACOBS, het Hoedemaakers Gilde; ST.

CHRISTOFFEL, het Tappers Gilde; ST. VALENTYNS, waar onder, behalven de Schippers, behooren Huurkoetziers, Voerlieden , enz. Behalven deeze vind men eene menigte anderen, in deeze en geene Steden. Boven hebben wij gezegd, dat de Gilden , als te Dordrecht , deel hebben aan de Regeering.

Met meer regt mogt dit gezegd worden vóór het Jaar 1582. Want in het Jaar 1581, op den 23 Maart, namen de Staaten van Holland, vrijwillig, eene Resolutie, behelzende: „ dat voortaan geene Steden, over gemeene ’s Lands zaaken raadpieegen zouden , met eenige best gestaasten Schutterijen, Gilden of anderen , gelijk door sommigen voorheen wel geschied was; ten ware met voorgegaane gemeene bewilliging der Staaten.” Onze voorvaderen vonden in dien tijd goed, dit zig te laaten welgevallen. In Amsteldam, egter, bekreunde de Burgervader C.P. HOOFT zig weinig aan die Resolutie.

Want toen men , in het Jaar 1582 , de opdragt der Graaflijkheid aan Prinse WILLEM DEN I met geweld wilde doordrijven, verklaarde die edele Voorstander van ’s volks belangen, daar in niet te kunnen bewilligen, voor dat men de Gilden en Schutterijen daar over geraadpleegd had. Men ziet hier uit, hoe het raadpleegen der Gilden bij bijzondere gelegenheden, wel degelijk, in vroegere tijden, in aanmerking gekoomen is.

< >