Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 19-04-2022

FLEVUS FLUVIUS

betekenis & definitie

de Rivier Flevus. De Rhijn, drie killen of monden gekreegen hebbende, heeft men ieder van dezelve een bijzonderen naam gegeeven. De middelde heeft, bij uineemendheid, den ouden naam met regt behouden. De slinker kreeg dien van Waal, Vahalis, de regter eerst van de Drusiaansche Grift , en daar na dien van Yssel (Isala.) Te gelijk met zijn water dien naam aangenomen, daar na zig in het Meir verspreid hebbende, en weder naauwer daar uit voortloopende, is hij, tot aan het gat, met den toenaam van Fliestroom (Flevus), zonder bedenking, onderscheiden geweest; daar dezelve ophoud een Meir te zijn, en wederom begint een Rivier te worden, tot dat ze in de Noordzee valt, heeft ze de Fliestroom (Flevus) moeten genoemd worden, hoewel niemand der Ouden haar bij dien naam noemt, maar altijd met de een of andere omschrijvinge. Want MELA noemt ze den Rechter Rhijn, naauwer uit het Meir voortloopende. PLINIUS, den Rhijn, Noordwaards zig uitstortende in de Meiren, wier gat Flevum is.

TACITUS, de Druziaansche Grift, door de Meiren heen stroomende, naar het Land der Friezen, PTOLEMEUS , den Oostelijken Rhijn: immers uit Oostelijk gedeelte, het welk is tusschen het Fliemeer, en tusschen het Fliegat, behoud nog hedendaags dezelfde benaaming van ’t Flie: als, het lange Flie, het oude Flie, of zonder eenig bijvoegzel, het Flie. De naam van Rhijn is alleen overgebleeven, tusschen het groote Meir en het kleine. Ook is de oude loop van den Fliestroom zo ondustier niet, als veelen zig verbeelden: want dat dezelve, uit het Fliemeer, naauwer uitgelopen heeft, naar dien kant toe, daar men nu Takezijl en de Lemmer heeft, blijkt overvloedig uit de benaaming van Rhijn, die op de laatste plaatzen nog gebruikelijk, en op de eerste gemeen is aan het Riviertje de Ee, en met den zelfden naam nog bekend tusschen de Slooter Meiren , daar de tusschen beide loopende vaart, de Rhijnsloot, genaamd werd. Het groote Slooter meer doorgelopen hebbende, is dezelve, met een krommen bogt, van omtrend is uur gaans, gekoomen in ’t Haager Meir, bij een klein Dorpje Indijk genaamd; en dit doorgestroomd zijnde, heeft het, omtrent 500 schreden beneden het Dorp Gaasmeer, zijnen loop regt West Zuidwest genomen, met den naam van Fliestroom, bij de bewooners het lange Fliet genaamd, ter plaatze daar nu de Stad Workum ligt, die wel eer Oost Workum genaamd wierd, ter onderscheiding van een tweede, West Workum, of West Warckum genaamd, en nu onder de Zeebaren bedolven; waar van, egter, de naam, op de daar leggende droogte, een en ¼ mijl beneden Oost Workum, nog overig is. Van hier zijnen loop Zuidwaarts aanneemende, heeft hij, met een langen omtrek, bespoeld, de Zuider en Wester Zoom van ’t Land, waar van de droogte nu het Breezand genaamd word, die bij de Zeevaarenden den naam Oude Vlie, ter onderscheiding van het Nieuwe Flie. Waar uit volgt, dat deeze nieuwe kil, eerst na de tijden der Romeinen is doorgebrooken, naar de andere, die van ouds onder dien naam bekend was, een regten doorloop gemaakt hebbende, van West Workom af Noordwaards aan ; en dat ze vervolgens zamen gelopen zijn, tusschen Scheeringhals en Langerzand, langs den kant van Flieland, die geheel Oostwaards uitstrekt, daar zij in de Noordzee storten, door het zelfde Zeegat, dat bij ouds veel naauwer was, dan tegenwoordig.

ALTENA fol. 64.



FLEVUS en HELIUS

’t Flie en Hellevoet, voorheen twee Burgten; zie ’t FLIE in HELLEVOET.

< >