PLINIUS alleen heeft het gat, waardoor de Oostelijke Kil van den Rhijn, die zig wijd en breed in het Fliemeer verspreid, vervolgens naauwer toeloopt, en eindelijk in de Noordzee valt, Flevum genaamd. PTOLEMEUS heeft het, naar het gewest alleen, van de andere gaten onderscheiden, het zelve het Oostelijk Rhijngat noemende, De eerde telt bijna 25 gemeene Duitsche mijlen tusschen het Fliegat (Flevum ), en het gat van de Maas, Helium. De laatste heeft slegts 21 mijlen, tusschen het Oostelijk en Westelijk gat: beide kan bijna met even goed regt van de zelfde gaten gezegd worden. Want indien men een kring trekt, rondom het strand van den Oosthoek van Friesland tot aan Stavodurum, zal men weinig minder vinden dan 25 Duitsche gemeene mijlen; en indien men een regte lijn trekt, van dien eenen kant tot den anderen , weinig meer dan 21 mijlen. Het Fliegat is dus, ten tijde van PLINIUS en PROLEMEUS, geweest ter plaatze, daar het nu nog is, namelijk tusschen de Eilanden Flieland en ter Schelling. Want de gaten, die men thans vind aan de beide zijden van Texel, heeft de Noordzee, eerst veele eeuwen daar na, gemaakt.
ALTENA fol. 64.