Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 19-04-2022

FIVELA of de FIVEL

betekenis & definitie

is een Riviertje, hetwelk zijnen oorsprong neemende omtrent de Veenen, van Trentwalde, en niet verder dan twee mijlen min een vierendeel, door Duurswolde, noordwest aangelopen hebbende, zijnen loop noordwaarts neemt, ter lengte van derdehalf mijl, en bij Delfzijl in de Eems valt: immers zo is het thans. Want in den leeftijd van MENCO heeft het zijnen uitloop gehad in de haven Amifia, ter plaatze daar de Kerk van Wirum gebouwd is. Dit Riviertje noemt MENCO de Fivel, en die ’er omtrent woonden, Fivelanders (Fivelgones), en het Land zelfs Fivelgo; welken naam zij heden ten dage nog draagen, hoewel het Riviertje dien al lang verlooren heeft: om reden dat de oude Kil, door menigvuldige afleidingen, geheel uitgedroogd, en naauwlijks meer te vinden is; voornamelijk, na dat ’er eene nieuwe vaart, ter lengte van twee mijlen min een vierde, van de Stad af naar den bogt gegraaven is, waar aan men, te gelijk met de onderste Kil van de Fivel, den nieuwen naam van het Damstterdiep gegeeven heeft; naar het Marktvlek Appingadam, daar deeze vaart doorloopt. Want aldus heeft men, midden door ’t Laad, een vaart doorgesneden, tusschen Unsing en den Eems, tot zeer groot gerief van het gantsche Landschap,



ALTING, Notit. Germ. Inf. Tom. II. fol. 155.





FIVELGA

een gedeelte der Groninger Ommelanden; zie FIVELINGO QUARTIER.

< >