Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

DOORN (Dorp)

betekenis & definitie

een Dorp, leggende bijna een vierde van een uur gaans ten Oosten van Utrecht, en één en één half van Wijk te Duurstede, ten Noorden, tegen de Amersvoorder Bergen.

In de oude papieren, behoorende tot de Utrechtsche Kerk, word het zelve Thorene of Thorhem genaamd. Ten tijde van BEKA had het reeds den naam van Doorn. Uit gemelde aloude geschriften blijkt, dat dit Dorp eenen zeer hoogen ouderdom bereikt.

In het jaar 831, schonk Bisschop ALPRIK, wegens de menigvuldige diensten, door den Graave ROTGARIUS aan hem beweezen, denzelven het vrugtgebruik ’er van. Voorheen, en ook in laatertijd, was Doorn een Eigendom van den Domproost; blijkende uit de bekentenis van Bisschop HODEBALD, gedaan Ao. 1126.

Even zo bekend als dit Dorp is door deszelfs oudheid, is het ook in de Geschiedenissen, door de rampen, die het ondergaan heeft. In het jaar 1322 werd het zelve, op last van Graave WILLEM, dien men den bijnaam (doch om welke reden, is mij nog niet gebleeken) van DE GOEDE gaf, afgebrand, om reden dat JACOB VAN OUDHOORN, tegen den zin van den Graave, ten Bisschoppelijken Zetel verheeven was. Agt-en-negentig jaaren daarna (1420), werd het, door de Gelderschen, geplonderd en verbrand.

Dan niet tegengaande deeze en meer andere onheilen, die het ondergaan heeft, is het als nog een vrij groot en aanzienlijk Dorp, met een oude, groote en ruime Kruiskerk, van binnen voorzien met de Wapenborden der Edelen, die daarin begraaven zijn. De vierkante Toren is met een tamelijken Spits voorzien. De meeste Dorpelingen zijn den Hervormden Gods dienst toegedaan. Bijna honderd roeden ten westen van de Kerk staat ’t Slot of Huis te Doorn.

< >