Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

DOORESLAAR, ISACK

betekenis & definitie

Doctor in de Rechten, zoon van N. DOORESLAAR, Predikant te Enkhuizen. Eerst was ISACK Hoogleeraar in de Historiën, op de Universiteit te Cambridge; dan, dit ampt moede, of meer voordeel met de Praktijk beoogende, vervoegde hij zig aan de Admiraliteit te London; geduurende de oneenigheden tusschen Koning KAREL DEN I. en het Parlement, diende hij het laatstgenoemde, en vertrok, ten dienste van het zelve, in het Jaar 1648, naar Holland. Het Parlement was van oordeel, dat DOORESLAAR, als een gebooren Hollander, meer ingang en vertrouwen zou vinden dan STRIKLAND, die, kort te vooren, opontboden was, doch naderhand te rug gezonden werd.

Zijne Credentiaalen werden, den 13 Julij, geleezen en aangenoomen. Doch BOSWEL, die, van wegen den Koning, zijn verblijf in den Haag had, wist te bewerken, dat de Staaten hem geen gehoor gaven. Om het Parlement genoegen te geeven, bood men hem aan, Commissarissen te benoemen, om daar mede te handelen; dan DOORESLAAR weigerde dit. Het oogmerk zijner bezendinge was, de terugvraaging van eenige schepen, behoorende aan het Parlement, die, in Duins liggende, van daar het Goereesche Gat waren ingelopen, en zig verklaard hadden ten voordeele van Koning KAREL. Hij werd gehoord, doch, door de Staaten, niet tot zijn genoegen beantwoord. Toen, naderhand, het gerugt van ’s Konings dood herwaards kwam, verspreidde men een gerucht, dat DOORESLAAR, een van de vermomde Beulen van dat moorddaadig feit was, en ook, als Fiscaal, tegen den Koning gepleit had. Op den 12 Maij, van het jaar 1629, zittende, ’s avonds, in 's Hage, in den Herberg de Witte Zwaan, met goed gezelschap, aan een Tafel, kwamen vijf vermomde Perzoonen zagtkens aankloppen eischende een Stoop Wijn. Een van hun binnen zijnde, drongen de andere mede door, bliezen, in het Voorhuis, de kaarsen uit, en begaven zig in het vertrek. Twee derzelven, schootvrij en gewapend met een helmet op het hooft, brachten eenen, genaamd BLANKENSTEIN, eerst eene wonde toe, waaraan hij, kort daar na, stierf. Doch ziende dat zij den rechten man niet getroffen hadden, gingen zij op DOORESLAAR los, die tijd genoeg zou gehad hebben, door een binnendeur, te ontsnappen, hadde hij ze kunnen openen. Dit mislukkende, week hij onder den Schoorsteen, en verweerde zig met een stoel, zo lang hem mooglijk was.

Een van de twee bracht hem een houw in het hooft toe, daarna een steek dwars door het hart, en verder nog negen wonden. Twee zijner bedienden losten wel hunne Pistoolen; maar dezelve weigerende vuur te geeven, wierden ze mede zwaar gewond. Behalven de vijf persoonen, die binnen waren, stonden ’er nog zes buiten de deur.

Dit geval maakte groot gerucht. Het Parlement deedt ’er zwaare eisschen op. Dan ofschoon de Staaten van Holland alle moogelijke naspooringen deeden, en eene Premie van 1000 Guldens beloofden, aan de geenen, die den daader of daaders wist te ontdekken; ’t was vrugteloos. AITZEMA verhaalt zeer omstandig, in zijn III. Deel, bl. 375, 376 en 177, hoe veel het Parlement ’er zig het aan gelegen leggen, en welke giften het deed voor zijne begraafnis en aan zijne kinderen. Deeze gebeurtenis is, op meer dan ééne wijze, in prent gebracht.

< >