geboortig van Brussel, alwaar hij, geduurende den tijd van twee-en-twintig jaaren, Predikant was, voor dat hij te Vlissingen beroepen werd. Allen, die van hem spreeken, geeven hem den lof, dat hij was een zeer geleerd en taalkundig man, in achting bij alle de Geleerden van zijnen tijd.
Men vindt van hem aangetekend, dat hij Brussel, om de Vervolging, moest verlaaten, nadat die Stad, door PARMA, in het jaar 1585, veroverd was; dat hij, zijne boeken moetende agterlaaten, dezelve, op eene verborgene plaats, in een muur verstak, in hope, van ze, daarna, wederom te zullen bekomen; doch dat, niet hem, maar zijnen zoone, dit geluk naderhand te beurt viel, vermids het huis in handen van Hervormden geraakt was.WAGENAAR, in zijne Vaderlandsche Historie, VIII Deel, p. 274, zegt van dezen DANIEL DE DIEU, dat hij, omtrent het jaar 1588, briefwisseling met SONOIJ hield, gelijk ook deed JAN MICHIELSEN, Predikant te Grootenbroek; welke laatste, aan SONOIJ, schreef, dat de Admiraal HOWARD, met agt groote schepen en zes pinassn, tot zijn ontzet geschikt was. Verder gaat hij voort, en zegt: deze kerklijke luiden arbeidden in Engeland, zonder dat mij gebleeken is, uit wiens last, om Prins Maurits tot Algemeenen Stadhouder te doen verklaaren.
Klaar blijkt uit deze woorden, zegt VROLIKHERT, in zijnen Vlissingschen Kerkhemel, dat hier de geest van BRANDT doorstraalt, bij wien men dit gantsche geval van DE DIEU’S Reize naar Engeland, en zijn gedrag aldaar, omstandig leezen kan, in zijne Kerkl. Historie op het jaar 1588, I Boek, bl. 748-753. Zonder dat mij gebleken is, uit wiens last, had WAGENAAR gezegd. LA RUE, in zijn Geletterd Zeeland, op het leven van LUDOVICUS DE DIEU, zegt, dat Daniël, in dienst van den Staat, eens tot een gewigtige zaak, is afgezonden aan Koningin Elisabeth.
Onder alle de diensten, die DANIËL DE DIEU der Zeeuwsche Kerke gedaan heeft, was geen van de minste, welken hij verrichtte, als Prezes, op de Sijnode te Middelburg, in het jaar 1591.
LA RUE zegt, dat hij was van adelijke afkomste; dat zijn vader was geweest een huisgenoot van Keizer KAREL DEN VIJFDEN; en dat hij, door dien Vorst, ter erkentenisse van trouwe diensten, tot den Adelstand verheeven was; en verder, dat hij tweemaal is getrouwd geweest, eerst met LIJSKEN MOCHAARDS, en daarna met SARA COLONIUS; voorts, dat hij overleed in het jaar 1607, en dat hij, in zijnen post als Predikant te Vlissingen, gevolgd werd door zijnen zoon uit zijn eerste huwelijk.
