Burggraaf en Graaf van Dhona, Koninglijke Rijksraad van Zweden, Marschalk Generaal van deszelfs Krijgsmacht, en, in het jaar 1667, Extraordinaris Ambassadeur van wegen dat Hof, bij den Staat der Vereenigde Nederlanden, werd geboren te Delft, en naar die Stad genaamd, bij het ontvangen van den H. Doop, waarover de Heeren Burgemeesteren als getuigen gestaan hebben.
In gevolge daarvan, werd deze Graave, aldaar, den 15den Maart des gemelden jaars 1667, als een doorluchtig Burger en Inboorling, plechtig door de Magistraat onthaald, en ter Stad ingeleid, onder het gelui van klokken, en ’t losbranden van ’t kanon; op welke inhuldiging een latijnsch vers gemaakt werd, door NICOLAUS LILIUS à WESTERHOVEN.
