Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

DEELEN, WOUTER

betekenis & definitie

of anders GUALTHERUS DELENUS, en zijn Zoon PIETER DEELEN, beide uitmuntende mannen, die zig, in of omtrent het jaar 1559, te Middelburg onthielden, zo men meent, om de Hervorming, door vermaanen en prediken, voortgang te doen krijgen. Volgens TE WATER meende men dat WOUTER en zijn zoon, die hem in geleerdheid evenaarde, geboortig van Alkmaar waren.

De zoon word gezegd te hebben uitgemunt in allerlei wetenschappen, en bijzonder in de Grieksche Taale, waaruit hij het Nieuwe Testament, op nieuw, in het Nederduitsch hielp vertolken.Het gerucht van zijne bekwaamheid verbreidde zig niet alleen door gantsch Nederland, maar zelfs tot in Engeland; houdende de Geleerden van zijnen tijd, en inzonderheid ALDEGONDE en BUCERUS, een gestadige briefwisseling met hem, zo over de Reformatie als over het Kerkbestuur. Dus was de zoon niet min uitsteekende in verdiensten, dan de vader, voor den zuchtenden kerkstaat. Ook was hij één der eerste Predikanten van de Nederduitsche Gemeente der vreemdelingen te Londen, onder de regeering van Koning EDUARD DEN VI, ja zelfs, schoon heimelijk en met gevaar van zijn leven, onder de bloeddorstige regeering van MARIA. Eindelijk genoodzaakt zijnde Londen te verlaaten, begaf hij zig naar Embden, en predikte aldaar eenige maalen. Doch, in het jaar 1556, werd hem, op bevel van den Vorst van Oostfriesland, zulks mede verboden. Daarna vindt men dat hij naar Frankfort, en vervolgens te Antwerpen beroepen werd. Het blijkt niet dat hij aan de vriendelijke uitnodiging van die van Haemstede voldaan heeft, maar wel dat hij, door die van Embden, naar Friesland werd gezonden, vanwaar hij zig weder naar Londen begaf.

Hier bleef hij, van het jaar 1562 tot 1570; in welken tusschentijd de Geloofsbelijdenis der Gereformeerden aan hem moet overgezonden zijn. Dit is ook het laatste bericht, dat men van hem heeft, behalven het getuigenis van den Hoogleeraar SCHOOK, die van hem zegt „dat hij was een allergodvruchtigst hooggeleerd man, die in zijne dagen, wegens zijne zeldzaame geleerdheid en ijver, boven anderen was te schatten, en die, zo hij geleeft had tot de tijden der grootste Nederlandsche beroerten, zoude hij met zijne Nestors, of zeer wijzen en voorzigtigen raad, de goede zaak behulpzaam hebben kunnen zijn.”

Van hem is overgebleeven zijne vertaaling uit het Latijn in ’t Nederduitsch, van de zes-entwintig boeken van SLEIDANUS.

Zie J. W. TE WATER, Reformatie van Zeeland; Tweede Eeuwgetij der Geloofsbelijdenis, 's GRAVEZANDE, Middelburgsche Vrijheid.

< >