werd, van burgerouders, te Middelburg, den 27sten September des jaars zestien honderd drie-en-zestig, geboren. In zijne jeugd leerde hij aldaar de gronden der teken- en schilderkunst, bij een Vermaard meester, Z.
BLIJHOOFT genaamd. Deze overleden zijnde, begaf hij zig naar Nijmeegen, alwaar hij zig, in de kunst van pourtraiteeren, bij een Engelschman, THUARD genaamd, oefende. Nadat deze naar zijn Vaderland was te rugge gekeerd, begaf COETS zig ook weder naar zijne Geboortestad, na alvoorens, in ’s Gravenhage, den handel in Engelsche en Fransche Galanterijen geleerd te hebben; thuis gekomen zijnde, zette hij daarvan een winkel op, en begaf zig in den echt. Tien of twaalf jaaren zig met dien handel geneerd hebbende, bevong hem de lust tot het tekenen en schilderen van schepen en zeegezichten: eene kunst, waarin hij, schoon dezelve van niemand geleerd hebbende, echter, groote vorderingen maakte; verscheidene groote stukken, door hem vervaardigd, strekken daarvan ten bewijze. Daarenboven verstond hij de kunst, om, uit groote blokken houts en aaneengevoegde plankjes, naar eene juiste voetmaat, kleine Fregatjes en andere Scheepjes te maaken. Ook was hij niet onervaaren in de graveerkunst.
Doch zijne grootste bekwaamheid bestond in het copiëeren van tekeningen en schilderijen van de bekwaamde meesters. Van zijnen dood vindt men geen bericht.
Zie LA RUE, Geletterd Zeeland, p. 480.