Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

BRUNE, JOHAN DE

betekenis & definitie

Rechtsgeleerde, geboren te Middelburg, ïn het jaar 1589, alwaar hij, van trap tot trap, tot den aanzienlijksten rang opklom, doende, den 16den Augustus 1649, den eed als Raadpensionaris van Zeeland. Behalven den tak der Rechtsgeleerde weetenschap, beoefende hij de Godgeleerdheid en Dichtkunde; waarvan zijne uitgegeevene werken, die men bij LA RUE, Geletterd Zeeland, gemeld vind, ten bewijze strekken. Dat hij in de historie mede niet onbedreeven geweest is, blijkt uit zijne Latijnsche Opdragt aan de Heeren Staaten van Zeeland, geplaatst voor J.

EIJNDIUS Chonicon Zelandia. DE BRUNE had, in zijn eerste huwelijk, met MARIA DE VROE, verwekt twee zoonen, die in hunne bloeijende jeugd overleden. ïn ’t jaar 1656 hertrouwde hij met MARIA LE SAGE, en overleed te Middelburg in 1658. Zijn afbeelding is voor één zijner werken geplaatst.Zie SMALLEGANGE; LA RUE; VAN LOON, Nederlandsche Gedenkpenningen, II. Deel.

< >