Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BEATRIX

betekenis & definitie

Toen, door den geduchten watervloed des jaars 1421, die voornaamlijk de Zuid-Hollandsche Waard trof, omtrent Dordrecht, een verbazend aantal Parochiën en Dorpen, door het water verslonden werden, bewaarde de Godlijke Voorzienigheid, in dien algemeenen nood, een klein kind, het welk in deszelfs wieg, met eene Kat, na lang op de golven gesukkeld te hebben, te Dordrecht kwam aandrijven. Men verhaalt ’er bij, dat de Kat de oorzaak van het behoud des kinds zou geweest zijn, aangezien wanneer de wieg, door het water, na de eene zijde werd over geslingerd, de Kat weder op de andere zijde sprong, waar door de wieg in evenwigt bleef. ’s Meisjes doopnaam onbekend zijnde, noemde men haar BEATRIX (de gelukkige).

Tot jaaren gekomen, werd zij de Echtgenoote van eenen JACOB ROEROM; uit wiens stam en huwelijk veele aanzienlijke Geslachten, zo om streeks als buiten Dordrecht, hunnen oorsprong bekomen hebben, als die van ROEROM, VAN DEN HAVERT, VAN DER HULK, VAN CAPÉL, BOESKENS, VAN HOUVELINGEN, PIETER VAN WIJNGAARDEN, en meer anderen, door van BALEN opgeteld. Nog kwam ten dien tijde, op de Haanebalk van een omgespoeld huis, aandrijven, PIETER DIRKSZ benevens zijne Huisvrouw, zijnen Zoon PIETER DIRKSZ en twee Dochters, uit welken DIRKSZ mede veele familien in Dordrecht hunne afkomst rekenen.

Zie VAN BALEN, Beschrijving van Dordrecht, pag. 771, 1205. enz.

< >