Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

APPELMAN, Jean

betekenis & definitie

niet alleen een nazaat van de voorgemelden, maar ook een opvolger van hunne aanzienlijke waardigheden en eerampten. Met de verandering der Amsteldamsche Regeering en Vroedschappen, in ’t jaar 1672, werd hij als Raad aangesteld, en in het volgende jaar Schepen.

Ook ontmoet men hem in 1674, 1676, 1677; en op den 17den Maart 1682, werd hij weder aangesteld, in plaatse van den overledenen Mr. EVERARD SCHOT, en regeerde in dat, en in het volgende jaar. In 1688, vinden wij ’s Mans naam, voor de eerste maal, op de lijst der Burgemeesteren; ook vinden wij hem, zedert 1689 tot aan zijn overlijden (27 December 1694), op de lijst der Thesaurieren Ordinaris gemeld.Toen, in het jaar 1675, door de Provintie Gelderland, goedgevonden was, de Hooge Regeering des Vorstendoms Gelder, en des Graafschaps Zutphen, den Prinse VAN ORANJE aantebieden, en de Vorst geraden vondt, daar over met de andere Provintien, en bijzonderlijk met die van Holland, te raadplegen, gaf Amsteldam, aan eenige leden uit de Vroedschap, onder welke APPELMAN zig bevond, nevens de Regeerende Heeren Burgemeesteren last, deeze zaak naauwkeurig te onderzoeken en den Raad van hun advis kennis te geeven. Het Raadsbesluit, met dat der voornaamste Steden van Holland en Zeeland, was van die uitwerking, dat zijne Hoogheid geraaden vond, het gemelde aanbod van de hand te wijzen; zo als wij elders omstandiger zullen zien.

In het jaar 1681, was aan APPELMAN, als Raad der Stad, en als Weesmeester, (waar toe hij, den 6den Maart, in plaatze van CORNELIS BACKER, was aangesteld), nevens de Heeren Mr. JACOB BOREEL en Mr. NICOLAAS WITSEN, het opzicht op de inkomende Fransche Vlugtelingen aanbetrouwd; de post, om die ongelukkigen aan het werk te helpen, werd met ijver door hun ten uitvoer gebragt. Ook was, onder anderen, aan onzen APPELMAN, in het jaar 1683, als een der daar toe benoemde Heeren Commissarissen, toevertrouwd, het onderzoek der stukken, die men uit den Haag verwagtte, betreffende het toestaan of weigeren van den begeerden onderstand aan den Koning van Spanje, waar toe Amsteldam niet zeer genegen was. Op het Art. BEUNINGEN (K. van) zullen wij gelegenheid vinden, deeze zaak omstandig te melden.

Hier zij het genoeg te zeggen, dat de Heer JEAN APPELMAN niet zeer in de gunst van den Prinse VAN ORANJE stond; het welk allerduidelijkst bleek, in het jaar 1688, waarin zijne Hoogheid volstrekt weigerde, dat aan hem, als den vierden Burgemeester, kennis werd gegeeven van ’s Prinsen togt naar Engeland: om dat, zegt WAGENAAR, de Heer JEAN APPELMAN bij zijne Hoogheid verdagt was. Welke, echter, de reden zij, dat men APPELMAN niet meer als regeerend Burgemeester gemeld vindt, is mij nog niet gebleeken; maar wel dat ’er een fout moet zijn in de lijst van Burgemeesteren, bij WAGENAAR, in zijne Amsteldamsche Geschiedenissen, opgegeeven, of in zijn gezegde, op bladzijde 172, in ’t VIde Stuk in 8vo, alwaar hij een verhaal doet van de valsche beschuldiging, voortgebragt door JAN HOL, ten nadeele der Amsteldamsche Regenten, alwaar HOL zegt: Dat die Heeren drie in getal waren geweest; dat één derzelven APPELMAN genaamd was; WAGENAAR heeft daar bij aangeteekend: Jean Appelman was thans regeerend Burgemeester; doch op de gemelde lijst vindt men, bl. 124, XIIde stuk in 8vo: 1690, Mr. Johan Huidecoper, Ridder enz. Joannes Hudde; Mr. Nicolaas Witsen, Joan de Vries. Dus ziet men, dat ook deeze lijst zo wel haare fouten heeft, als die voor de Handvesten; hoewel de Historie-Schrijver der Stad zig verbeeldde, dat de zijne volkomener zijn zoude. ’s Mans gedrag, noch dat der andere Heeren, vereischt verdediging, ten aanzien van de gemelde opgeraapte beschuldiging van JAN HOL, als of zij zig in een ongeoorlofden handel met Frankrijk hadden ingelaaten, alzo het bekend is, dat de beschuldiger een infaame lasteraar was; zie het Art. AMSTELDAM, en nader JAN HOL.

< >