Zoon van FERDINAND, Broeder van Keizer MAXIMILIAAN, Kardinaal der Roomsche Kerke. Terwijl de Aartshertog ALBERTUS VAN OOSTENRIJK, (voor heen mede Kardinaal) naar Spanje was vertrokken, ter afhaaling van zijne bruid d’Infante ISABELLA CLARA EUGENIA, om met haar, in plaatse van Landvoogd in schijn, Heer der Spaansche Nederlanden te worden, wierd deeze door hem tot zijnen plaatsbewaarder, in ’t voeren van 't bewind, aangesteld, en Don FRANCISCO DE MENDOSA, of Admirant van Arragon, als Bevelhebber over de Krijgsmagt. ’t Eerste, dat de Admirant verrigtte, was, dat hij, op order van den Kardinaal ANDREAS, met het Leger over de Maas trok, en voor Orfoij zich vertoonde, in ’t land van Kleef, met oogmerk om het geen lang aan ’t Spaansche Hof besloten was, te werk te stellen: te weeten, vermids de Hertog van Gulik, Berg en Kleef zig zonder kinderen bevond, en dus na zijn overlijden, die Hertogdommen stonden te vallen in handen van Protesteerende Duitschers, zig meester van dezelven te maaken, zonder daar toe eenig regt te hebben, dan dat van belang en de welgelegenheid van dezelve.
Om zulk eenen inval in ’t Duitsche Rijk, dat onzijdig was, eenen glimp te geeven, werd, van de zijde der Spanjaarden, uitgestrooid, dat zij deeze landen, voor’t overrompelen der Staatschen, moeiten beschermen; ’t welk de Spanjaarden met schoonschijnende redenen zochten goed te maaken. Hier tegen gaven de Vereenigde Staaten een verweerschrift in ’t licht. Graaf HENDRIK VAN DEN BERG deed, uit naam van ANDREAS, een redenvoering, vermengende de Euveldaaden der Spanjaarden met het gedrag der Hollanders; dan de Duitsche Vorsten beantwoordden hem mannelijk.
Onder dit voorwendfel trok de Admirant, in ’t laatste van ’t jaar 1598, door ’t Vorstendom Gulik, in ’t Land van Kleef, trok bij Orfoij over den Rhijn, en viel in ’t Vorstendom Berg. De gruwelijke moorderijen en rooverijen, die hij aldaar aanrechtte, zijn te wel bekend om ze hier te herhaalen. Hij, merkende dat de Duitsche Vorsten zig tegen hem begonnen te wapenen, schroomde in ernst hun aftewagten: derhalven maakte hij zig van daar, en keerde naar Nederland. Zijne verrichtingen aldaar zullen wij zien op ’t Art. SINT ANDRIESSCHANS.
In de maand September des jaars 1599 kwam de Aarts-Hertog ALBERTUS, met zijne Gemalinne ISABELLA, in de Spaansche Nederlanden, en werden beide te Brussel prachtig ontvangen: waarop de Kardinaal zig weder naar Duitschland begaf, na dat hij bijna een jaar ’t gebied in handen gehad had. Van Duitschland trok hij naar Italië, en overleed aldaar in ’t jaar 1600.
Zie VAN MEETEREN, bl. 410-463; BOR, Nederl. Hist. DE GROOT, Jaarboeken, fol. 389, 390. enz.