Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

ALEIJD LEIJSTINGH

betekenis & definitie

dus geheeten naar den toenaam van haaren man, die, in ’t Jaar 1534, een welgezeten burger in Amsteldam was, had eerst den naam van Godsdienstig te zijn; doch, meer door dwaasheid vervoerd, dan door waare kennis geleid, verliet zij haaren man op een listige wijze, en begaf zig naar Munster, alwaar zij, door de betoverende Geestvervoering, welke in die stad heerschte, man, vrienden, vaderland en godsdienst vergat. Na zig, eenigen tijd, van ’t Huwelijk onthouden te hebben, uit voorwendzel dat zij onvruchtbaar was, trad zij, met eenen Fries, in een zogenaamd tweede Huwelijk, laatende haaren eersten man haare dwaasheid betreuren.

BRANDT, Hist. der Reform. I. Deel, bl. 114.

< >