Definities van Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen in de Ensie B
- Boord — kraag
- Boos — driftig — gebeten — oploopend — opvliegend — kwaad — nijdig — toornig — verbolgen — vertoornd — wre¬velig — driftig — oploopend — opvliegend
- Boos — kwaad — slecht
- Boosheid — drilt — gramschap — oploopendheld — op¬vliegendheid — toorn — verbolgenheid — verontwaardi¬ging — woede — wrevel — wrok
- Borg — gijzelaar
- Borgblijven — goedspreken — instaan — waarborgen
- Borgtocht — zekerheid
- Borst
- Bos
- Bos — bundel — pak — rist — tros
- Bosch — hout — woud
- Bot — stomp
- Botsen
- Bouwen
- Bouwen — oprichten — opstellen — opzetten — stichten
- Bouwen (op) — rekenen (op) — verlaten (zich op) —vertrouwen (op)
- Boven (te.... gaan) — overtreffen
- Bovenal — vooral
- Bovendien — buitendien — daarenboven
- Braaf
- Braaf — eerlijk
- Braafheid
- Braak — onbebouwd — woest
- Braden
- Brak — zout — zilt
- Braken — overgeven — spugen — spuwen
- Branding
- Brandstichten
- Brassen — slempen — smullen — zwelgen
- Breed — onbekrompen — ruim — wijd
- Breedvoerig
- Breekbaar — broos — bros
- Breidel — gebit — teugel — toom
- Breideloos
- Breken — verbreken — verbrijzelen — vergrulzen — ver¬morzelen — verpletteren
- Brengen — leiden — voeren
- Brieschen — hinniken
- Broddelen — knoeien
- Broeien
- Broek — moeras
- Brommen — gonzen — grommen — knorren
- Bron — oorsprong
- Bron — wel
- Brooddronken
- Broodwinning — bestaan — kostwinning — nering
- Broos
- Bros
- Brouwen
- Bruidschat — huwelijksgift — uitzet
- Bruikbaar — geschikt
- Bruikleen — verbruikleen (leen)
- Bruisen — rutschen — suizen
- Buidel
- Buigbaar — buigzaam
- Buigen
- Buiging
- Buigzaam
- Buil
- Buis
- Buitelen — duikelen — tuimelen
- Buiten — uit
- Buitendien
- Buitengewoon
- Buitenlandsch — uitheemsch — vreemd
- Bulderen
- Bulderen — gieren — fluiten — hullen — razen
- Bult — bochel
- Bult — buil
- Bult — roof — prijs — prooi
- Bundel
- Burcht
- Burg — burcht — kasteel — slot
- Burgwal — gracht — kaai