Ensie

Beter hard geblazen dan de mond verbrand (spreekwoord)
Beter hard geblazen, dan de mond gebrand (spreekwoord)
Beter in een oude wagen op de heide, dan in een nieuw schip op zee (spreekwoord)
Beter jong gestorven dan oud bedorven (spreekwoord)
Beter kleine baas dan grote knecht (spreekwoord)
Beter kleine baas, dan grote knecht (spreekwoord)
Beter kleine meester als grote knecht (spreekwoord)
Beter kleine meester dan grote knecht (spreekwoord)
Beter kleine paarlen dan grote rotsstenen (spreekwoord)
Beter laat dan nooit (spreekwoord)
Beter met de uil gezeten dan met de valk gevlogen (spreekwoord)
Beter met een oude wagen op de hei als met een nieuw schip op zee (spreekwoord)
Beter nog een anker kwijt dan het gehele schip (spreekwoord)
Beter onbegonnen dan ongeëindigd (spreekwoord)
Beter onder de galge gebiecht als niet (spreekwoord)
Beter onrecht lijden dan onrecht doen (spreekwoord)
Beter scheel dan blind (spreekwoord)
Beter spiering gevangen dan stil gezeten (spreekwoord)
Beter stomme honden dan razende (spreekwoord)
Beter te buigen dan te barsten (spreekwoord)
Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald (spreekwoord)
Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald (spreekwoord)
Beter ten ontijde dan nimmer meer (spreekwoord)
Beter van een ezel wel gedragen als van een paard in 't zand geslagen (spreekwoord)
Beter van een ezel wel gedragen als van een paard in ’t zand geslagen (spreekwoord)
Beter vandaag een ei dan morgen een kip (spreekwoord)
Beter vrede met het dorp dan strijd met Rome (spreekwoord)
Beter wat dan niets (spreekwoord)
Beter weten dan wanen (spreekwoord)
Beter zat dan flauw (spreekwoord)
Beter één dan geen (spreekwoord)
Beter één ezel voor de ploeg dan twee paarden op stal (spreekwoord)
Beter één turf in de keuken, dan duizend op het veenland (spreekwoord)
Beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht (spreekwoord)
Beter één, die met mij gaat, dan twee die mij volgen (spreekwoord)
Betere dagen gekend hebben (spreekwoord)
Beteuterd kijken (spreekwoord)
Beto. (afkorting)
Beursbengel (afkorting)
Bev. St. (afkorting)
Beven als een espeblad, schoothondje, riet (spreekwoord)
Beven als een loden deur (spreekwoord)
Bevordering naar anciënniteit (spreekwoord)
Bew.V (afkorting)
Bewaar je tranen maar voor later, dan komen ze misschien beter te pas (spreekwoord)
Bewag. (afkorting)
Bez. (afkorting)
Bezijden iemands buidel vallen (spreekwoord)
Bezint - eer ge begint (spreekwoord)
Bezint eer gij begint (spreekwoord)
Bezint, eer gij begint (spreekwoord)
Bezit baart zorg (spreekwoord)
Bezit uw ziel in lijdzaamheid (spreekwoord)
Bezwijming (spreekwoord)
Bf. (afkorting)
BfG (afkorting)
Bg. (afkorting)
Bgn (afkorting)
Bgw (afkorting)
Bhf. (afkorting)
Bi (afkorting)
Bi Bismuth (chemisch element) BI (afkorting)
Bi. (afkorting)
Bi.Z. (afkorting)
BiB (afkorting)
BiZa (afkorting)
Bibato (afkorting)
Bibberen als een juffersschoothondje (spreekwoord)
Bibe. (afkorting)
Bibes (afkorting)
Bibl. (afkorting)
Bibr. (afkorting)
Bick. (afkorting)
Bid en werk! (spreekwoord)
Bidden om werk en danken dat men het niet krijgt (spreekwoord)
Bieb. (afkorting)
Biecht maar eens op (spreekwoord)
Bieco. (afkorting)
Bienf. (afkorting)
Bier en barmhartigheid komen bij elkaar (spreekwoord)
Bifa. (afkorting)
Big Brother is watching you (spreekwoord)
Biggen worden ook zwijnen (spreekwoord)
Biggen worden zwijnen (spreekwoord)
Bij God zijn alle dingen mogelijk (spreekwoord)
Bij Jacobs stem moeten geen Ezaus handen zijn (spreekwoord)
Bij Jakobs stem horen geen Ezau’s handen (spreekwoord)
Bij Onze Lieve Heer op tafel kunnen kijken (spreekwoord)
Bij Sint Joris in de kost zijn (spreekwoord)
Bij akklamatie iets aannemen (iemand benoemen) (spreekwoord)
Bij alle heilige huisjes aanleggen (spreekwoord)
Bij de boelijn ophalen (spreekwoord)
Bij de bron zitten (spreekwoord)
Bij de duivel te biecht gaan (spreekwoord)
Bij de goden zitten (spreekwoord)
Bij de horens vangt men de os, bij het woord de man (spreekwoord)
Bij de kreupele leert men binken, bij de vuile leert men stinken (spreekwoord)
Bij de les blijven (spreekwoord)
Bij de pakken blijven neerzitten (spreekwoord)
Bij de pinken zijn (spreekwoord)