Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

pree

betekenis & definitie

- Zie ook de dialectwdb., o.a. BO, C., J., R., S. en T.B.

1. Soldij (van een soldaat).
2. In ’t alg.: loon, zowel in toep. op dagloon, weekloon, als maandsalaris, jaarsalaris; - vand. ook: betaaldag; 't is vandaag weer pree.

Ik weet het, de pree kan beter zijn. Maar wordt onze arbeid in Wallonië vetter betaald? WACHTERS 1946, 85.

Met een pree zoals die Walen ginder in de koolputten hebben, zeggen de vrouwen, zijn zij rijke mensen met twee keren vlees in de week en tarwebrood ’s zondags, DE PILLECYN 1962, 227.

Doch eens het seizoen voorbij, met hun „pree” op zak, kwam de volledige ontspanning; dan gaven zij toe aan die andere eigenschap van hun wezen: de volstrekte luiheid, STREUVELS 1964, 23.

Het was zaterdagavond, de Scheldewerkers hadden hun pree getrokken en zaten er te drinken, STREUVELS 1964, 162.

Als een werkman kwaad is dan trekt hij naar zijn syndikaat maar voor sukkelaars lijk wij bestaat dat natuurlijk niet en alle andere mensen die werken trekken pree maar wij wat krijgen wij? VERSTEYLEN 1964, 77.

Je man drinkt, raakt van zijn zinnen, slaat je, terrorizeert je kinderen, houdt zijn pree voor zich, Vrouw en Wereld dec. 1973, p. 7.

Liza zei tegen Lewie dat het nu wel was met dat vroeg opstaan en naar die travó lopen, roeit uw kruikske op de messing, joeng, laat ze hun grote pree houden, WALSCHAP 1976, 128.

Met zo vlug te werken moet ge een schone pree verdienen? - Och meneer, wanneer ik een week tref dat ik met mijn vrouw 27 fr verdien, dan mogen wij onze handen kussen. Gewoonlijk verdienen wij minder... . Allemaal dingen, die vandaag de dag ondenkbaar zijn, Koerier (ed. Mortsel-Rupel) 15/3/1978, p. 16.

3. Zakgeld

Celle spuwde op de vloer. „Ik heb mijn pree nog niet gekregen.” „Geen cent krijg je” riep Liza, weer opgewonden, LAUWENS 1973, 64.

< >