Keyser, Hendrick de - Hendrick de Keyser (1565-1621), volgens Salomon de Bray in zijn "Architectura Moderna" een man die in zijn manieren "niet groots, heel goetaerdigh en vreedsaem (was) en gantsch willigh en bereydt om yder met zijn konste en wetenschap behulpig te zijn" en "in't geheel een man van goeden burgerlicken leven", was bij zijn leven als beeldhouwer te A. ook als ingenieur en uitvinder zeer populair. Maar zijn grote betekenis als bouwmeester heeft pas het nageslacht erkend. Steeds weer treft in gedichten en ook in vele prozawerken van die tijd, dat de betekenis van De Keyser voor zijn tijdgenoten hoofdzakelijk die van kundig beeldhouwer was. Pas Salomon de Bray, die zijn boek tien jaar na De Keysers dood schreef, brak hiermee en erkende ook de waarde van de Utrechtenaar voor de architectuur. Wij weten tegenwoordig dat Amsterdam Amsterdam niet zou zijn zonder de werken van De Keyser en dat deze man de voornaamste representant was van de richting die wij nu de Hollandse late renaissance noemen.
De Keyser was een eenvoudig man, zoon van eenvoudige mensen. Op 15 mei 1565 werd hij geboren in Utrecht als zoon van Cornelis Dirksz. de Keyser, "antycdraeyer en kistemaecker", dus meubelmaker. Hendrick was een van zeven kinderen. Hij ging in de leer bij Cornelis Bloemaert, beeldhouwer, vader van de schilder Abraham Bloemaert, met wie de jonge Hendrick bevriend was. Men kan de invloed van deze Bloemaert op zijn discipelen niet meer nagaan. Over de opleiding van De Keyser en de invloeden die hij daar opdeed, is weinig bekend. Er zijn vermoedens: in Utrecht waren in die tijd de sympathieën voor de beeldhouwkunst van de antieken groot. Abraham Bloemaert is in Frankrijk geweest; men vermoedt dat Hendrick hem vergezelde, maar vast staat het niet. Men veronderstelt dat hij, al gedurende zijn A'damse tijd, Italië heeft bezocht, maar zeker is dat evenmin. Men weet zelfs niet zeker, of hij in Antwerpen heeft gewoond, hoewel dat wel voor de hand ligt, daar hij begin 1591 trouwde met Beyken van Wildere, een Antwerpse.
In dat jaar trok Cornelis Bloemaert naar A.; hij is er enige tijd in dienst van het stadsbestuur geweest. Zijn zoon Abraham en Hendrick zijn vermoedelijk met hem mee getrokken. In ieder geval kocht op 24 okt. 1591 "Hendrick de Keyser, beeltsnijder van Utrecht" het poortersrecht (zie: Poorterschap) van A., een week voordat Abraham Bloemaert dit deed. De enige buitenlandse reis die zeker door De Keyser gemaakt is, is die naar Londen in 1607, om in opdracht van het A'damse stadsbestuur de nieuwe Londense beurs te bestuderen. Tijdens die reis leerde hij de Engelse beeldhouwer Nicholas Stone (1586-1647) kennen, die later zijn schoonzoon zou worden. Over zijn huiselijk leven is niet veel bekend. Er werden in zijn huwelijk acht kinderen geboren, van wie er twee jong stierven. De vier zoons die volwassen werden, traden allen in het voetspoor van hun vader: Pieter en Thomas, de latere schilder, leerden het vak in vaders werkplaats en werden "stadssteenhouwer", Willem en Hendrick, nog jong toen hun vader stierf, ontvingen hun opleiding tot steenen beeldhouwer in Engeland en traden later eveneens in dienst van de stad. De dochter Maeycke trouwde met Nicholas Stone, die enige tijd o.l.v. De Keyser te A. heeft gewerkt.
In de eerste jaren van zijn A'damse verblijf heeft De Keyser waarschijnlijk alleen particulier werk gedaan. In 1594 echter werd de "Steefabrycque" (de dienst die publieke werken uitvoerde) onder leiding van Frans Oetgens* geplaatst en sterk uitgebreid. Steenhouwer en beeldsnijder Hendrick de Keyser werd aangesteld tot stadsbouwmeester (zie ook: Stadssteenhouwerij). Hij werkte daarna samen met de stadsmetselaar Cornelis Danckertsz. jr* en de stadstimmerman Hendrik Jacobsz. Staets*. Dr Neurenberg heeft aan de hand van documenten de loopbaan van De Keyser bij de stad gevolgd en is tot de conclusie gekomen dat het jaren geduurd heeft, voordat De Keyser ook architect werd genoemd van de stad A. Dit was voor het eerst in 1612. Wel was hij al eerder genoemd "architect binnen Amsterdam" De ontwerpen van De Keyser die ons nu overtuigen van zijn grote gaven als bouwmeester, dateren echter in hun uitvoering alle van na 1612. In A. zijn dit: de Zuiderkerk*, de Noorderkerk*, de Westerkerk*, de Montelbaanstoren*, de Munttoren*, het huis O.Z. Voorburgwal 57, het Walenkerkspoortje* en het Oost-lndisch Huis*.
Er is meer geweest, zoals de oude Haarlemmerpoort* van 1615, de Haringpakkerstoren*, de oude Beurs* en waarschijnlijk heel wat woonhuizen, maar die zijn bij het verstrijken van de eeuwen verdwenen. Van zijn beeldhouwwerken binnen A. zijn nog te zien de Spinhuispoort* en de Rasphuispoort* en ook de Razerny* of Dolhuisvrouw in het Rijksmuseum*. Zijn meest glorieuze beeldhouwwerk staat echter niet in A. Het is het sterk sprekende grafmonument voor Willem van Oranje te Delft. Bouwwerken, door hem ontworpen staan verder o.a. in Hoorn en Deventer. Niet alleen in Holland was De Keyser bekend als beeldhouwer en bouwmeester, ook in het buitenland was er belangstelling voor zijn werk. Hij heeft opdrachten gehad uit Duitsland, Denemarken en Engeland. Herhaalde malen werden uit het buitenland zijn adviezen gevraagd. Ook als uitvinder had De Keyser betekenis. Er zijn hem twee octrooien verleend, nl. in 1596 voor een oorgat* in de bruggen en in 1612 voor het vinden van een soort kunstmarmer, "dat men door d'oogen neyt en soude kunnen onderscheyden van natuerlycken ende gewassen marmersteen".
Hij overleed op 15 mei 1621. Toen was van de drie door hem ontworpen kerken nog slechts de Zuiderkerk, waarin hij een maand voor zijn dood een graf had gekocht, gereedgekomen en in gebruik genomen. Zijn ontwerpen werden na zijn dood, soms met geringe wijzigingen, uitgevoerd of afgemaakt door zijn medewerkers van de "Steefabrycque". Oorspronkelijk werkte De Keyser voort op de arbeid van voorgangers. Vooral het werk van de bouwmeester Hans Vredeman de Vries had zijn aandacht, en deze stond weer onder de invloed van de "Hoogduytsche moderne" met haar uitbundige versieringen. De Vries had deze bouwtrant al naar Hollandse nuchtere trant vereenvoudigd en De Keyser ging daarmee nog voort, totdat hij een heel eigen stijl verwierf, weliswaar met sporen van classicistische invloeden, maar toch typisch Hollands. Het A. van tegenwoordig is zonder zijn werk en dat van de vele timmerlieden en bouwmeesters die zijn opvattingen verwerkt hebben in woonhuizen van die tijd, niet goed meer denkbaar. Op 20 mei 1921 onthulde de architect en kenner van oud A. A.W. Weissman* een gedenksteen in de Zuiderkerk, ter herinnering aan het feit dat het toen 300 jaar geleden was, dat deze man "van reputatie dat hij een excellent meester ende seer vroom is" hier begraven werd.
LIT. Dr E. Neurenberg, Hendrick de Keyser; beeldhouwer en bouwmeester van Amsterdam, 1930; F.J. Dubiez, De bouwmeester en beeldhouwer Hendrick de Keyser, O.A. 1957, 226; J.H. Kruizinga, De Keyser van de grachten, A.O.-reeks no.1067, 18 juni 1965; ir R. Meischke, Van burgerweeshuis tot Amsterdams Historisch Museum, O.A. 1975, 234; Gerard Pley en Herman W.J. de Boer, De Razerny, zinnebeeld van waanzin, O.A. 1993, 271.