Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

CRASSUS

betekenis & definitie

Romeins cognomen, tot familienaam geworden onder meer in de gentes → Claudia en Licinia.

Van de Licinii Crassi zijn het bekendst:1. Pubius Licinius Crassus, pontifex maximus in 212, censor in 210 vC. Als consul (205 vC) verdedigde hij Zuid-Italië tegen Hannibal. Hij overleed in 183 vC.
2. Publius Licinius Crassus Dives, consul in 97, in 89 vC censor met Lucius Iulius Caesar, versloeg in 93 vC op het iberische schiereiland de Lusitaniërs. In 87 was hij een van de leiders der optimaten; na de terugkeer van Marius en Cinna in de stad pleegde hij zelfmoord.
3. Lucius Licinius Crassus (140-91), staatsman en naast Marcus Antonius (1) de begaafdste romeinse redenaar van zijn tijd. Aanvankelijk koesterde hij, evenals zijn schoonvader Quintus → Mucius Scaevola Augur, sympathie voor de hervormingsplannen der Gracchen, maar zeker sinds 106, toen hij Servilius Caepio’s conservatieve wet op de gerechtshoven steunde, was hij een uitgesproken optimaat. In 95 vC bekleedde Crassus het consulaat samen met Quintus Mucius Scaevola Pontifex; als consul diende hij de Lex Licinia Mucia de civibus redigendis in, die striktere normen voor de verwerving van het burgerrecht vaststelde en daardoor een van de aanleidingen tot de Bondgenotenoorlog van 91-89 werd. In 94 was Crassus proconsul van Gallia Cisalpina, in 92 censor samen met Gnaeus Domitius Ahenobarbus, met wie hij ernstige meningsverschillen kreeg. De hervormingsvoorstellen van de volkstribuun Marcus Livius → Drusus (91) vonden in Crassus een warm voorstander: hij overleed plotseling nadat hij een rede tegen Drusus’ tegenstander, de consul Lucius Marcius Philippus, had gehouden.

Crassus was gehuwd met Mucia, een dochter van Quintus Mucius Scaevola Augur; zijn dochter Licinia huwde met de jonge Marius. Van zijn redevoeringen zijn slechts enkele fragmenten bewaard gebleven. In menig opzicht doet de levensloop van Crassus aan die van Cicero denken, die hem zeer bewonderde.

Lit. Cicero, Brutus 158-164. - Fragmenten bij M. Krueger, M. Antonii et L. Licinii Crassi Fragmenta (Diss. Breslau 1909). - N. Hapke (PRE 13, 252-267). - H. Bardon, La littérature latine inconnue 1 (Paris 1952) 171-174.

4. Marcus Licinius Crassus Dives (ca. 115-53), zoon van Crassus (2), het bekende lid van het z.g. eerste driemanschap. Hij genoot een uitstekende opvoeding. Tijdens het schrikbewind van Cinna (86-84), waarvan zijn vader en zijn broer het slachtoffer werden, hield hij zich schuil in Spanje. In 83 sloot hij zich met een zelf geworven troepenmacht bij Sulla aan en had een belangrijk aandeel in diens zege bij de Porta Collina, maar reeds in het volgende jaar viel hij in ongenade wegens zijn eigenmachtig optreden bij de proscripties, waaraan hij zich bovendien mateloos verrijkte door de verbeurd verklaarde eigendommen voor een appel en een ei op te kopen. In enkele jaren werd Crassus de rijkste man van Rome, die als geldschieter en eigenaar van ontelbare huizen grote invloed had. In 71 vC versloeg hij, bekleed met proconsulair gezag, in Zuid-Italië de opstandige slaven van → Spartacus, in 70 bekleedde hij samen met Pompeius het consulaat (volledig herstel van het door Sulla ontkrachte volkstribunaat). Spoedig daarna werden beiden bittere vijanden: beiden streefden naar de grootste macht in de staat. Als censor (65) deed Crassus vergeefse pogingen om Egypte aan Rome schatplichtig te maken en het burgerrecht te verlenen aan de Galli Transpadani. Ook in de volgende jaren liet hij geen middel onbeproefd om - gedeeltelijk in samenwerking met Caesar, wiens enorme schuldenlast hij verlichtte - zijn politieke gewicht te vergroten. Zo begunstigde hij in het geheim de catilinarische samenzwering.

Toen Pompeius in het najaar van 62 uit het Oosten teruggekeerd was, wist Caesar de beide rivalen over te halen met hem een driemanschap te sluiten (60), waarna Crassus enigszins op het achterplan van het politieke toneel raakte. In de volgende jaren was hij evenwel de drijvende kracht achter de aktiviteiten van → Clodius en achter vele aanvallen op Pompeius. Na de hernieuwing van het driemanschap (Luca 56) waren Pompeius en Crassus opnieuw samen consul. In het najaar van 55 vertrok Crassus als gouverneur met buitengewone volmachten naar Syrië. Vandaaruit bezette hij enkele steden ten oosten van de Eufraat en trok in 53 te velde tegen de Parthen, maar op 9 juni 53 leed hij een zware nederlaag bij → Carrhae; de veldheer zelf kwam op de terugtocht door verraad om het leven. Bij de bruiloft van de parthische kroonprins Pacorus en de dochter van de armeense koning Artavasdes zou aan de vader van de bruidegom, koning Orodes, het hoofd van Crassus zijn aangeboden.

Crassus was ervan overtuigd dat hij met geld alleen voldoende invloed kon verwerven om een alleenheerschappij te grondvesten; Cicero en anderen schrijven hem de woorden toe: ’Rijk is men pas als men van de rente van zijn kapitaal een legioen kan onderhouden’. Het ontbrak Crassus aan een duidelijk politiek ideaal en aan de persoonlijke kwaliteiten om het te verwezenlijken.

Lit. Plutarchus’ biografie van Crassus Cassius Dio, boeken 37-40. Cicero, passim. - M. Gelzer (PRE 13, 295-331). - A. Garzetti, M. Licinio Crasso (Athenaeum 19, 1941, 1-37; 20, 1942, 12-40; 22, 1944, 1-62).

5. Pubius Licinius Crassus (ca. 86-53), jongste van de beide zonen van Crassus (4), diende in Gallië onder Caesar als praefectus equitum (58), later als legaat. Als zodanig onderwierp hij in 57 de gallische stammen langs de oceaankust en in 56 de Aquitaniërs. In 55 vC keerde Crassus terug naar Rome en huwde Cornelia, een dochter van Quintus Caecilius Metellus Scipio en de latere vijfde echtgenote van Pompeius. Najaar 54 begaf hij zich met 1000 gallische ruiters naar zijn vader in Syrië. In de slag bij Carrhae commandeerde hij de rechtervleugel, streed zeer dapper en liet zich, toen de situatie hopeloos bleek, door een van zijn officieren doden.

Lit. F. Münzer (PRE 13, 291-294).

6. Marcus Licinius Crassus, geboren ca. 64 vC als zoon van de oudste zoon van de drieman Crassus (4) en Caecilia Metella (3). Nadat hij in de burgeroorlog aanvankelijk de partij van Sextus Pompeius gekozen had, sloot hij zich in 36 bij Marcus Antonius aan en ging kort voor Actium (31) over naar Octavianus. Na zijn consulaat (30) voerde hij als proconsul van Macedonia in 29 en 28 met succes oorlog tegen een aantal Balkan volkeren; hij doodde eigenhandig de koning van de → Bastamae, maar Octavianus stond hem niet toe de spolia opima naar de tempel van lupiter Feretrius te brengen. Van zijn verdere levensloop is ons niets bekend.

Lit. E. Groag (PRE 13, 270-285). [Nuchelmans]

< >