Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

CLODIUS

betekenis & definitie

Volkse naamsvariant van de gens der → Claudii, waarmee sinds de 1e eeuw vC vele Claudii zich tooiden en die in later eeuwen een zelfstandige naam werd.

De belangrijkste Clodii zijn:1. Publius Clodius Pulcher (ca. 92-52), berucht politiek avonturier, eerzuchtig en radicaal tegenstander van de senaatspartij, broer van Appius Claudius (7) Pulcher en van Clodia, voor wie hij in bandeloosheid niet onder deed. In 68 vC hitste hij, om de aandacht te trekken, het leger van zijn zwager Lucullus op tot muiterij, in 65 diende hij, zonder succes, tegen → Catilina een aanklacht in wegens afpersing. In december 62 verwekte Clodius een publiek schandaal door als vrouw verkleed in het huis van Caesar binnen te sluipen om daar deel te nemen aan het slechts voor vrouwen toegankelijke feest ter ere van de Bona Dea en aldus in contact te komen met Caesars gemalin Pompeia; ontdekt en aangeklaagd wegens heiligschennis, werd hij evenwel door de omgekochte rechters vrijgesproken. Sindsdien waren Clodius en Cicero, die, hoewel diens vriend, tegen Clodius getuigd had, doodsvijanden; Clodius’ vriend en beschermer Caesar liet zich van Pompeia scheiden, omdat, naar hij zei, ’op Caesars vrouw zelfs geen verdenking mocht rusten’. Nadat Clodius in 61 en 60 quaestor op Sicilië was geweest, ging hij in 59 met Caesars hulp over tot de plebs (traductio in plebem), veranderde zijn naam in Clodius en werd, gesteund door de driemannen Pompeius, Caesar en Crassus, voor het jaar 58 tot volkstribuun gekozen.

De volksgunst won hij doordat hij een aantal populaire wetten wist te doen aannemen, o.a. betreffende graanuitdelingen onder het volk en het recht van vrije vereniging; de consuls Gabinius en Piso bracht hij op zijn hand door hun de door hen begeerde provincies Syria en Macedonia te doen toewijzen.

Aldus verzekerd van veler steun, richtte Clodius zijn aanval rechtstreeks op Cicero en de verbeten republikein → Cato (2) minor: de eerste werd het slachtoffer van een door Clodius ingediende wet die eiste dat eenieder die een romeins burger zonder proces had doen doden, verbannen moest worden. Cato werd uit Rome verwijderd met de opdracht Cyprus te gaan annexeren. In de volgende jaren beheerste Clodius, nu eens in vijandschap dan weer in bondgenootschap met Pompeius, met zijn benden de straten van Rome; toen ook → Milo en Sestius benden op de been brachten, leidde dit geregeld tot hevige straatgevechten. In een daarvan werd Clodius door Milo’s trawanten gedood (18 januari 52); het gepeupel verbrandde zijn lijk in de curia, die een prooi der vlammen werd.

Clodius heeft door zijn optreden zeer veel bijgedragen tot de ondergang van de romeinse republiek.

Lit. Vele brieven en redevoeringen van Cicero, met name diens Pro Sestio, Pro Milone en Pro domo. - Fröhlich (PRE 4, 82-88). - E. Manni, L’utopia di Clodio (Riv. di Filologia e d’Istruzione Classica 18, 1940, 161-178).

2. Lucius Clodius Macer, in 68 nC legioenscommandant in de provincie Africa. Toen in het voorjaar van 68 → Galba en Vindex tegen Nero rebelleerden, viel ook Clodius af, sloot zich echter niet bij Galba aan, maar koos de zijde van de senaat. Na Nero’s dood (9 juni) trachtte hij de proviandering van Rome te beletten. In het najaar van 68 werd hij op last van Galba gedood.

Lit. E. Stein (PRE 4, 79-81).

3. Decimus Clodius Septimius Albinus, romeinse tegenkeizer van eind 195 tot begin 197. Ca. 140 in Hadrumetum geboren, werd Clodius voor of in 193 legaat van de provincie Britannia. Toen Septimius Severus in de zomer van 193 de keizerstroon bestegen had, benoemde hij, om zich tijdens zijn strijd tegen Pescennius Niger in de rug te dekken, Clodius tot Caesar met recht van opvolging. Na Pescennius’ nederlaag veranderde Septimius’ houding tegenover Clodius, die verraderlijke contacten met de senaat zou hebben. Clodius werd tot staatsvijand verklaard, waarop zijn leger hem tot Augustus uitriep. In 196 viel hij Gallië binnen, op 19 februari 197 werd hij bij Lyon verslagen en pleegde zelfmoord.

Lit. Historia Augusta, Vita Albini. Cassius Dio, boeken 73 en 75. Herodianus 3, 5-9. - Von Wotawa (PRE 4, 67-76). J. Balty, Essai d’iconographie de l’empereur C. Albinus (Coll. Latomus 75, Bruxelles 1966). [Nuchelmans]

< >