Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

DOMITIUS

betekenis & definitie

Naam van een romeinse plebejische gens, waarvan we sinds de 4e eeuw vC vele leden kennen.

De voornaamste families die tot de gens Domitia behoorden waren de Ahenobarbi en de Calvini. In de keizertijd werd de naam o.a. gedragen door keizer → Aurelianus, de beroemde jurist → Ulpianus en de veldheer → Corbulo. Van de overige Domitii zijn het bekendst:

1. Gnaeus Domitius Ahenobarbus. Deze bouwde als aedilis plebis in 196 vC op het Tibereiland een tempel voor Faunus (ingewijd 194). Na stadspraetor geweest te zijn (194) was hij in 192 consul. Hij streed tegen de Boii tot hun onderwerping (191) en had als legaat van Lucius Comelius Scipio een belangrijk aandeel in de overwinning op Antiochus III bij Magnesia (190).

Lit. Livius, boeken 33-37. - F. Münzer (PRE 5, 1320v).

2. Gnaeus Domitius Ahenobarbus, praetor ca. 125 vC, consul in 122 en censor in 115, beroemd om zijn successen in Gallië, waar hij in 121 als proconsul samen met Quintus Fabius Maximus Aemilianus (consul 121) bij de Rhöne de → Arvemi en de Allobrogen overwon. Hij zond de arvernische koning Bituitus en diens zoon gevankelijk naar Rome en vormde uit het verworven gebied de provincie Gallia Narbonensis. De Via Domitia, van de Provence naar de Pyreneeën, werd door hem gebouwd. Bij zijn dood (ca. 104) was hij pontifex.

Lit. Livius, boek 41. Diodorus Siculus, boeken 34 en 35. - F. Münzer (PRE 5, 1322-1324).

3. Lucius Domitius Ahenobarbus, praetor in 58, consul in 54 vC, gehuwd met Porcia, een zuster van Cato Uticensis, en bevriend met Cicero. Domitius was een onverzoenlijke vijand van Caesar en voorvechter van de senaat. De conferentie van Luca verschoof zijn consulaat naar 54. Na Pompeius’ toenadering tot de senaat (52) kwam een verzoening met deze tot stand. In 49 wees de senaat hem als opvolger van Caesar de provincie Gallië toe; zijn poging Caesar na het oversteken van de Rubico bij Corfinium tegen te houden eindigde in zijn uitlevering aan Caesar, die hem grootmoedig spaarde. Ook in Massilia kon hij zich niet handhaven tegen Caesar. Het derde treffen met zijn tegenstander had plaats bij Pharsalus (48), waar Domitius de rechtervleugel commandeerde. Na de nederlaag vluchtte hij uit het kamp, maar werd door de ruiters van Antonius ingehaald en gedood.

Domitius dankte zijn rijkdom aan Sulla. Zijn domheid was spreekwoordelijk, zijn pretenties vaak belachelijk.

Lit. Caesar, De bello civili 1,34-2,22. - F. Münzer (PRE 5, 1334-1343). - G. Veith, Corfinium. Eine kriegsgeschichtliche Studie (Klio 13, 1913, 1-26). A. Bums, The Life and Political Career of Lucius Domitius Ahenobarbus (Diss. Washington 1964).

4. Gnaeus Domitius Ahenobarbus, zoon van Domitius (3) en consul in 32 vC. Tijdens de burgeroorlog (49-44) was hij partijganger van Pompeius en nam deel aan de acties bij Corfinium en Pharsalus, maar werd door Caesar begenadigd. Na diens dood (44) vergezelde Domitius Brutus naar Macedonië en werd hij, vermoedelijk ten onrechte, vogelvrij verklaard wegens deelneming aan de moord op Caesar (43). Als vlootcommandant in de Adriatische Zee (42-40) bracht hij de vloot van het driemanschap zware slagen toe. In 40 vC sloot hij zich door tussenkomst van Asinius Pollio bij Marcus Antonius aan en werd benoemd tot stadhouder van Bithynië (40-34). Hij nam deel aan de operaties tegen de Parthen (36) en tegen Sextus Pompeius (35). In 32 was hij samen met Gaius Sosius consul, maar verliet, toen bij het einde van het triumviraat de burgeroorlog dreigde, Rome om zich in Ephese bij Antonius te voegen, bij wie hij ageerde tegen Cleopatra’s deelneming aan de strijd. Nog vóór de slag bij Actium (31) liep Domitius echter over naar Octavianus, reeds ziek van de koorts, waaraan hij spoedig bezweek.

Lit. F. Münzer (PRE 5, 1328-1331). - W. Drumann/P. Groebe, Geschichte Roms in seinem Übergange von der republikanischen zur monarchischen Verfassung 32 (Leipzig 1906) 24-28.

5. Lucius Domitius Ahenobarbus, zoon van Domitius (4), consul in 16 vC, gehuwd met Antonia Maior, de oudste dochter van Marcus Antonius en Octavia, een trots, ruw en aanmatigend man, verzot op wagenrennen; zijn gladiatorenspelen waren berucht om hun gruwelijkheid. In 12 vC was hij proconsul in Africa, van 7 tot 2 vC legaat van Illyricum, waarbij hij van de Donau naar de Elbe marcheerde en deze als eerste Romein overschreed, om aan de overzijde een altaar van Augustus op te richten. Daarna bevelhebber in Germania, ondernam Domitius zonder succes een veldtocht tegen de Cherusci en legde paalwegen (pontes longi) aan tussen Rijn en Ems. Hij stierf in 25 nC.

Lit. Tacitus, Annales 1, 13 en 63; 4, 44 en 75. - E. Groag (PRE 5, 1343-1346).

6. Gnaeus Domitius Ahenobarbus, zoon van Domitius (5) en Antonia Maior, sedert 28 nC gehuwd met Germanicus’ dochter Agrippina minor, vader van Nero. Hij vergezelde Germanicus naar het oosten, was in 27 frater Arvalis, consul in 32 en proconsul van Sicilië, waar hij in 40 stierf. Op een weinig nobele levenswandel wijzen de tegen hem ingediende aanklachten wegens maiestas, bloedschande met zijn zuster en echtbreuk (37).

Lit. Tacitus, Annales 4, 75; 6, 45-48. - E. Groag (PRE 5, 1331-1334).

7. Gnaeus Domitius Afer, latijnse redenaar, geboren te Nemausus (Nîmes) in 14 vC., praetor in 25, consul in 39 nC. In 26 klaagde hij Claudia Pulchra, een nicht van Agrippina maior, aan, die werd veroordeeld. Als voornaamste van de delatores genoot Domitius een sinistere reputatie. Zijn handigheid redde hem bij een gerechtelijke vervolging door Caligula, met wie hij consul was. Van 49 tot zijn dood (59) was hij curator aquarum. Domitius was een uitmuntend procesredenaar en leraar van Quintilianus, die enkele fragmenten van hem bewaard heeft en hem gelijkstelt met de oude redenaars. Behalve redevoeringen schreef hij twee boeken De testibus en verscheidene boeken Urbane dicta.

Lit. Tacitus, Annales 4, 52 en 66; 14, 19. Id., Dialogus 13 en 15. - Kappelmacher/Wissowa (PRE 5, 1318-1320). [A.J. Janssen]

< >