Italiaans reiziger (Chioggia ca 395 -Venetië 1469), trok voor handelszaken naar Damascus, van daar in 1414 met een karavaan naar Arabië en Perzië, bezocht Bagdad en Basra, vanwaar hij naar Voor-Indië zeilde. Dit bereisde hij; hij begaf zich vervolgens naar Ceylon en drong tot Sumatra door.
Op de terugweg bezocht hij de kustlanden van Achter-Indië aan de Golf van Bengalen, ging nog eens naar de Soenda-eilanden (Java) en keerde over Aden en Djeddah naar Venetië terug (1439), waar hij zijn verdere leven doorbracht en een gezeten koopman werd. Hij had de Islam aangenomen en wendde zich na zijn terugkeer in 1439, door gewetensangst gedreven, om absolutie tot Eugenius IV, wiens secretaris, Poggio Bracciolini, het reisbericht naar de mededelingen van Conti optekende (1447). Zijn berichten, verreweg de betrouwbaarste uit de 15de eeuw, versterkten Toscanelli in zijn mening de Portugezen de westelijke zeeweg naar Indië aan te raden.Bibl: Lat. uitg. in Poggio Braccioïini’s India recognita (Milaan 1492, herdr. in het 4de dl van diens Historia de varietate fortunae, Lutetiae Paris 1723, Eng. vert. in: India in the 15th century, ed. by R.H. Major, London 1857, 22ste dl v. d. Hackluyt Society, herdr. 1929 en 1937)» al spoedig in het Portugees vert. (herdr. in: O livro de Marco Polo, 1922) en uit die taal in het Ital. in: G. B.
Ramusio’s Navigationi (Venetia 1550, herh. herdr.), uit het Ital. in het Ned.: Reysen naar Indien gedaan by Nic. Venetus, in: Markus Paulus Venetus (d.i. Marco Polo) Reisen (Amsterdam 1664), ook in: Naaukeurige versameling der gedenk-waardigste zee en landreysen, I (Leyden 1706) enz.
Lit.: H. Gordier, Deux voyageurs dans l’Extrême Oriënt (1899); F. S. Giardina, I viaggi di N. d.
G. (Catania 1899); W. Sensburg, Poggio Bracc. und N. d. G. in ihrer Bedeutung f. die Geogr. (1906); V. Bellemo, La cosmografia e le scoperte geografiche nel sec.
XV e i viaggi di N. d. C. (1908); M. Longhena, Viaggi in Persia ecc. di N. d. G. (Milano 1929).