Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KOOPMAN

betekenis & definitie

was met „daad van koophandel”, „zaak van koophandel” en „koopmanschap” een der vier begrippen, waarmee de wet voor i Jan. 1935 poogde een geheel van „handelsrecht” af te bakenen tegenover het burgerlijk recht (z koophandel en handelsrecht). Het is thans in Nederland uit het W.v.K. verdwenen en komt nog slechts voor in het spraakgebruik om op meer of minder rekbare wijze een handelaar aan te duiden.

Kooplieden zijn naar BELGISCH recht zij, die daden uitoefenen, welke de wet daden van koophandel noemt en daarvan hun gewoon beroep maken (art. i, wet van 15 Dec. 1872). Op de kooplieden rusten inzonderheid drie verplichtingen; zij moeten:

1. hun huwelijksovereenkomsten bekend maken;
2. de wettelijk voorgeschreven koopmansboeken houden;
3. zich in het handelsregister laten opschrijven. Wanneer een handelaar zijn betalingen staakt, kan hij door de Koophandelsrechtbank failliet verklaard worden en worden zijn goederen door een daartoe aangestelde curator te gelde gemaakt om zijn schuldeisers te betalen. Het onderscheid tussen kooplieden en personen, die het niet zijn, is zeer belangrijk en dient in vele opzichten in acht genomen te worden.

< >