Kalabas- of pompoenboom (Carica L.) is de naam van een boom, die den typus vormt der Caricaceën of Papayaceën. Zijn kleine kelk is 5-tandig en de mannelijke bloemkroon trechtervormig met een 5-spletigen zoom. De vrouwelijke bloemkroon is 5-deelig en diep ingespleten. De gewone pompoenboom (C.
Papaya L.) is een opgaande boom zonder veel takken en wel wat op den palmboom gelijkende. Hij groeit in de keerkringslanden, is enkel aan den top van bladeren voorzien en wordt omstreeks 6½ Ned. el hoog. De schors is bleekgrijs en vrij glad, doch draagt hier en daar lidteekens van afgevallen bladeren. Deze laatste hebben eene lengte van 3 Ned. palm en eene hartvormige, vindeelige gedaante. De bloemen staan in de bladoksels; de mannelijke zijn tot zamengestelde aren vereenigd, — de vrouwelijke bevinden zich in enkelvoudige trossen op andere boomen. Het vruchtbeginsel is omgekeerd eivormig, en bij het rijp worden gelijkt de vrucht op eene pompoen. Zij is echter van buiten ruw; haar vleesch is dik en lichtgeel, en de wand der middenholte is bedekt met ronde zaden. Het schijnt, dat deze boom afkomstig is uit Zuid-Amerika, doch men vindt hem thans op de Mascarenen, aan de westkust van Afrika, in China, Cochinchina en Arabië, ja in geheel Azië.
Men vermeldt, dat hij op Jamaica en St. Domingo in het wild groeit. Hij is een voorbeeld van snellen wasdom, daar men na 3 jaren uit een korrel een volwassen, vruchtdragenden boom verkrijgt. Het vruchtvleesch wordt geconfijt. Ook dienen de vruchten tot het mesten van zwijnen en hoenders. Wij geven hierbij op eene zeer kleine schaal eene afbeelding van den papayaboom (fig. 1), — voorts (fig. 2) in a een gedeelte van een tak met mannelijke bloemen op de dubbele grootte, in b het bovenste gedeelte van de bloemkroon op viervoudige grootte, — in c een meeldraad, — in d een helmknop, beide achtmaal vergroot, — in e eene vrouwelijke bloem op 5-voudige grootte (alles in verhouding tot fig. 1), — in f een stuk van den stam met 2 vruchten, in g eene vrucht doorgesneden , beide op 1/8ste der natuurlijke grootte, — en in h en i een doorgesneden zaad op de dubbele grootte. — Omtrent den eigenlijken Kalabasboom der Kruidkundigen raadplege men Crescentia.