Kalamata, de hoofdstad van de evenzoo genoemde eparchie en van de geheele nomarchie Messénië in het koningrijk Griekenland, ligt in den Peloponnesus, aan de rivier Nedon, niet ver van haren mond, tusschen oranje-, vijgen- en wijngaarden op de plek van het voormalige Pherae. Zij telt ruim 3000 inwoners, die zich vooral met het kweeken van zuidvruchten en tabak, voorts met zijdeteelt en scheepvaart bezig houden. In de 13de eeuw was zij eene sterke vesting en kwam bij de verovering van den Peloponnesus door de Franken in het bezit van Villehardouin en zijne nakomelingen, — daarna in dat der Venetianen, en viel in het begin der 18de eeuw in handen der Turken.
Reeds in 1770 ontstond er een oproer tegen de Turken, en in 1821 was zij eene der eerste steden, die den Turkschen boei verbraken. In dat jaar werd er de eerste Grieksche Nationale Vergadering onder den naam van Senaat van Messénië geopend. In 1825 werd zij door de troepen van Ibrahim-pasja bijna geheel verwoest, doch na de stichting van het koningrijk Griekenland begon zij weldra te herleven en te bloeijen.