Hebra (Ferdinand), een uitstekend geneeskundige der Weener school, werd geboren te Brünn in 1816, studeerde en promoveerde te Weenen, en werd er in 1841 arts van het algemeen ziekenhuis. Aangemoedigd door Skoda, wijdde hij zich nu hoofdzakelijk aan de studie der dermatologie (leer van de huid), en vestigde zich in 1842 als privaatdocent te Weenen. Tevens werd eene zaal voor lijders aan huidziekten in genoemd hospitaal aan zijne zorg toevertrouwd.
In 1848 werd hij er eerste geneesheer, en in 1849 buitengewoon hoogleeraar. Sedert 1842 woonden velen zijne lessen over huidziekten bij, en in de behandeling van deze heeft hij eene belangrijke omwenteling gebragt. Behalve een aantal hoogst merkwaardige opstellen in tijdschriften, scheef hij: „Atlas der Hautkrankheiten (1856— 1865)”, door Elfinger voorzien van uitmuntende platen, en „Acute Exantheme und Hautkrankheiten (1850—1865)”, het derde deel vormende van Virchow's „Handbuch der speciellen Pathologie und Therapie”.