Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Ziekenhuis

betekenis & definitie

Ziekenhuis of hospitaal noemt men een gebouw, waarin uitsluitend zieken opgenomen en behandeld worden. Zijn deze soldaten, dan geeft men aan zoodanige inrigting den naam van militair hospitaal of lazareth, terwijl eene dergelijke, voor krankzinnigen bestemd, krankzinnigengesticht wordt genoemd. De ziekenhuizen hebben vooral hun ontstaan te danken aan bedevaarten naar het Heilige Land; daarin werden behoeftige en zieke pelgrims opgenomen en verpleegd. Men meent, dat het eerste ziekenhuis ontstaan is in de 4de eeuw, — temeer omdat omstreeks dien tijd het Grieksche woord nosokomeion door Hiérónymus gebezigd werd.

Tegelijk met de vermeerdering der geestelijke orden ontstond allengs grooter aantal ziekenhuizen, inzonderheid sedert de 9de eeuw en in den tijd der Kruistogten. In 1118 verhief zich de orde der Hospitaalridders (Tempelheeren), die zich zoowel met de verdediging als met de verpleging der bedevaartgangers belastten. Tevens openbaarde zich in de middeneeuwen de behoefte, om lijders aan uitslagziekten, vooral de melaatschen, af te scheiden van de gezonde bevolking, terwijl voorts Lodewijk de Heilige in 1260 te Parijs een afzonderlijk hospitaal deed verrijzen voor hen, die in Egypte blind waren geworden (Hôpital royal des Quinze-Vingts). Intusschen konden zulke ziekenhuizen bij de toenemende bevolking der steden niet beantwoorden aan de behoefte, en het bleek tevens, dat de baatzucht der bestuurders het goede doel der stichters verijdelde. Eerst sedert de vorige eeuw evenwel hebben zich de regeringen naar eisch met de verbetering der hospitalen bemoeid. De opbouw van het Hôtel Dieu, waarvan in 1772 een vleugel door de vlammen was verwoest, gaf hiertoe aanleiding. Immers dit gebouw, uit de 8ste eeuw afkomstig, onderging daarbij zulke belangrijke veranderingen, dat het geruimen tijd als een modél werd beschouwd. In den jongsten tijd echter heeft men aan de inrigting der hospitalen groote zorg besteed.

Men heeft in de eerste plaats de vraag gedaan: wat is voor de lijders beter, het stichten van ziekenhuizen, namelijk van groote, blijvende gebouwen of van ligt opgetimmerde houten barakken? Het antwoord luidt, dat men in vele opzigten aan barakken de voorkeur moet geven, omdat de lijders hier evenzeer beveiligd zijn tegen de guurheid van het weder, maar niet, zooals in de groote ziekenhuizen, blootgesteld aan de smetlucht, welke moeijelijk geheel te verbannen is uit gebouwen, waar vaak eeuwenlang allerlei zieken huisvesting hebben gevonden. Daarenboven heeft men bij het barakkenstelsel eene veel grootere vrijheid in de keuze der plaats, terwijl men tevens de lijders aan dezelfde kwalen in voor hen bestemde barakken kan bijeenvoegen. Dit stelsel wordt vooral gevolgd in Noord-Amerika, en is inzonderheid in tijd van oorlog verreweg het beste. In Duitschland volgt men het op onderscheidene plaatsen, zooals te Leipzig, te Heidelberg enz., zoodat aldaar de massieve hospitalen langzamerhand zullen verdwijnen. In ons Vaderland heeft men tot nu toe alleen vaste ziekenhuizen, zoodat wij ons tot het bespreken van deze laatsten zullen bepalen.

Veelal heeft men de keus van eene geschikte standplaats voor een ziekenhuis niet in de magt. Toch is het voor een goed ziekenhuis van het hoogste belang, dat het zich verwijderd bevinde van het straatgewoel der stad en toch in de nabijheid van deze. Bij voorkeur plaatse men het op eene hoogte, waar de frissche luchtstroom het onbelemmerd van alle zijden kan bereiken. De grond dient er droog te wezen en de lucht niet verontreinigd door de uitwaseming van stilstaande wateren. Daarentegen is de aanwezigheid eener rivier er wenschelijk, om er over een voldoenden voorraad van frisch water te kunnen beschikken. Is hieraan gebrek, dan dient men voor putten of waterleidingen te zorgen en tevens aan het vuile water gelegenheid te geven, zich spoedig te verwijderen.

Men verfraaije het terrein rondom het gebouw door den aanleg van een tuin met breede wandelpaden ten behoeve der herstellenden. Het huis en de tuin moeten intusschen omsloten worden door een muur, om aan een en ander eene volkomene afzondering te verschaffen. De begraafplaats zij ver van het gebouw verwijderd op eene drooge plek en zóó gekozen, dat de heerschende winden niet vandaar naar het ziekenhuis waaijen, terwijl men tevens zorge, dat de zieken uit hunne vertrekken die plaats niet kunnen zien. In groote steden is het van belang, dat zich in ieder wijk een ziekenhuis bevinde, om gewonden en andere bedreigde lijders daarin ten spoedigste te kunnen opnemen en helpen. Zulke ziekenhuizen kunnen zeer klein wezen, omdat men de opgenomenen vandaar naar het groote ziekenhuis overbrengt, zoodra zulks zonder gevaar geschieden kan.

Omtrent de doelmatigste inrigting van een groot ziekenhuis zijn de gevoelens zeer verschillend. Gewoonlijk geeft men daaraan de gedaante van een hoofdgebouw met twee vleugels, zoodat een binnenplein van drie zijden omsloten wordt. Men verlangt, dat een ziekenhuis althans niet meer dan twee verdiepingen hebbe, omdat het gebleken is, dat in hooger gelegen ziekenzalen de sterfte grooter is. In vroegeren tijd meende men zulk een gebouw te moeten inrigten voor het grootst mogelijk aantal zieken, maar later heeft men ingezien, dat zulk eene ophooping van lijders hoogst verderfelijk is voor den algemeenen gezondheidstoestand, zoodat thans het beginsel wordt gehuldigd, dat een ziekenhuis niet meer dan 200 zieken mag herbergen. Bij het bouwen geeft men de voorkeur aan goed gebranden tigchelsteen. De ziekenkamers, aan de zonnige voorzijde van het gebouw gelegen, moeten aan de achterzijde uitkomen op eene gaanderij.

Het bouwen van eene dubbele rij kamers met een gang tusschen die beide rijen is zeer verwerpelijk, hoewel men eene uitzondering kan maken ten opzigte der vertrekken, voor ambtenaren en bedienden bestemd. Men kan in het onderste gedeelte de keuken en eene bad-inrigting bouwen, maar daarenboven moet ook op elke verdieping eene badgelegenheid wezen. Tot waschhuis doet men een afzonderlijk gebouw verrijzen. Voorts moet men gelijkvloers de noodige provisiekamers hebben, alsmede een lijkenvertrek, waar de overledenen gedurende het eerste etmaal worden nedergelegd. Vanhier moeten de lijken overgebragt worden naar een afzonderlijk lijkenhuis, waar de lijk-opening kan geschieden en gelegenheid is tot het bewaren van pathologische praeparaten. Eindelijk is bij een ziekenhuis, behalve gewone kelders, een ijskelder volstrekt noodig.

Men moet in zoodanig gebouw zooveel ziekenzalen hebben, dat de Iijders niet te digt bij elkander komen te liggen. Ook dienen er eenige reserve-vertrekken te zijn, zoodat men steeds eenige zalen kan ontruimen, om ze behoorlijk te ontsmetten, te reinigen en te luchten. De ziekenzalen en ziekenkamers moeten verschillend van grootte wezen, zoodat men een aantal lijders in dezelfde zaal plaatsen, maar des noods ook één alleen in eene kamer verplegen kan. Nooit mag men meer dan 12 tot 16 zieken in dezelfde zaal bijeenvoegen, en ieder zieke moet er eene ruimte hebben van althans 20 Ned. kubieke ellen, — ja, velen vorderen voor elken lijder twee- of driemaal zooveel ruimte. De beste inrigting der zalen is deze, dat zulk eene zaal eene breedte hebbe van 6 Ned. el en dat aan de overstaande langste zijden de kribben, elk ter lengte van 2 Ned. el, zoo geplaatst worden, dat het hoofd zich in de nabijheid van den muur bevindt, terwijl de voeten zich naar den vrijen middengang, desgelijks 2 Ned. el breed, uitstrekken. De breedte der kribben moet althans 80 Ned. duim bedragen en de afstand der naast elkaar geplaatste kribben even zoo groot wezen. Eindelijk moet de zaal eene hoogte hebben van 4 Ned. el. In eene zaal van dergelijke grootte op eene hoogere verdieping mag het aantal zieken niet zoo groot wezen.

Eene afzonderlijke reconvalescentenkamer is niet aan te bevelen, omdat herstellende lijders aan de zwaar bezochten alligt eenige troostrijke handreikingen kunnen doen. De vloeren der vertrekken moeten op de beide verdiepingen van hout wezen, en men dient de planken met olie te bestrijken, om alle onreinheden zonder veel water te kunnen verwijderen. Het onderste gedeelte van het gebouw kan van een marmeren plaveisel worden voorzien. De zolderingen moeten met gips geplafonneerd en geheel glad gemaakt worden. De muren dient men jaarlijks over te witten en zoo effen mogelijk te maken. Dubbele ramen zijn in den winter zeer goed tot afsluiting van togt en tot behoud der warmte, en ieder raam moet tevens voorzien wezen van een rolgordijn van groen of blaauw linnen, om het al te helle zonnelicht te temperen. Vertrekken, voor ooglijders bestemd, moet men geheel donker kunnen maken. In kamers, waar zieken gehuisvest zijn, die aan delirium lijden, moet men de ramen met ijzeren staven voorzien.

Eene der belangrijkste aangelegenheden in ieder ziekenhuis is zuiverheid van lucht. Nog altijd is de reuk het beste middel om zich aangaande de gesteldheid der lucht te vergewissen. Daarom is het doen van berookingen af te keuren, omdat daardoor wel de eigenaardige ziekenlucht bedekt, maar niet verwijderd wordt. Berooking met chloor mag alleen plaats hebben in ledige vertrekken, omdat zij een nadeeligen invloed heeft op de longen. Men moet alzoo voornamelijk zorgen voor verwijdering van bedorven lucht en aanvoer van frissche lucht. In den zomer kan dat geschieden door tegenoverstaande deuren en vensters open te zetten, onder voorwaarde, dat de zieken zich in veiligheid bevinden tegen den togt. Toch wordt in het algemeen ziekenhuis te Hamburg op deze voorwaarde niet gelet, maar men laat er de tegenover elkander geplaatste vensters der gangen steeds open, zonder dat men daarvan eenig nadeelig gevolg bij de lijders heeft ondervonden. Ook de trekkracht der schoorsteenen wordt tot luchtverversching aangewend.

In den winter ventileert men door middel van verwarming en men zorgt daarbij zoowel dat de lucht, voor de verbranding noodig, bepaaldelijk uit de ziekenzaal komt, alsook dat de van buiten aangevoerde frissche lucht eerst verwarmd wordt. Men verkrijgt de meest gelijkmatige verwarming door het vuur in het midden van het vertrek te plaatsen. In den laatsten tijd heeft men voorts van de doelmatigste ventilatie-toestellen gebruik gemaakt (zie onder Ventilatie). Om eene gezonde lucht in de ziekenhuizen te hebben, moet men er alle onzuiverheden zoo spoedig mogelijk uit den weg ruimen. Men bedient zich daarbij van vochtige bezems om het ronddwarrelen der stofdeeltjes te beletten, terwijl voorts het afstoffen desgelijks met vochtige doeken moet geschieden.

In de ziekenvertrekken dulde men wijders geen tabaksrook. Van groot belang is ook de bouw en de plaatsing der geheime gemakken. Deze mogen de lucht niet verontreinigen en ook niet te ver van de ziekenvertrekken gelegen zijn. Zij moeten met de grootste naauwgezetheid zindelijk worden gehouden, voorzien zijn van eene waterkraan en verbon den wezen met een toestel, waardoor de uitwerpselen ten spoedigste worden ontsmet en verwijderd. Voor zieken, die de kamer niet mogen verlaten, moet men potstoelen en voor hen, die steeds het bed moeten houden, een ondersteek gereed hebben.

De ziekenzalen worden verwarmd door kagchels of door middel van warme lucht of van eene buizenleiding met warm water uit een centralen verwarmingstoestel. Beide methoden hebben hare voor- en nadeelen. De beste inrigting is natuurlijk eene zoodanige, welke aan het vertrek eene standvastige warmte geeft, die men naar willekeur verhoogen of verlagen kan. Het is dan ook van belang, dat in elke kamer een thermometer worde geplaatst. Voorts moeten ook de gaanderijen verwarmd worden, om de herstellenden tegen koude te beveiligen.

Voor de verlichting wordt in den regel gas gebruikt; vergenoegt men zich met olielampen, dan moet men zorgen, dat deze niet walmen. In het gebouw moet zoowel gelijkvloers als op de verdiepingen gelegenheid bestaan tot het nemen van warme baden, zoowel volle baden als zitbaden, douche-, stort- en stoombaden. Wijders moet in een ziekenhuis een afzonderlijk locaal zijn voor operatiën, alsmede voor instrumenten, verbanden enz., en eene volledige apotheek met laboratorium. Sommige lijders, bijv. de syphilis- en schurftzieken, moet men van de overige kunnen afzonderen, en deze moeten ook afzonderlijke badkamers en geheime gemakken hebben. Wie door de pokken zijn aangetast, moeten bij voorkeur in een afzonderlijk gebouw verpleegd worden, alsmede zij, die door de eene of andere epidemie zijn bezocht.

De kribben, liefst van ijzer en met olieverf gedekt, moeten 2 Ned. el lang en ongeveer half zoo breed zijn en zich 60 Ned. duim boven den vloer verheffen. Men heeft ook hoogere kribben ten gerieve van hen, die een verband moeten leggen. Men voorziet de krib van eene matras en een hoofdkussen en geeft ter bedekking eene groote wollen deken. De matras, met paardehaar gevuld, rust op breede banden of lederen riemen. Ook het hoofdkussen moet met paardehaar gevuld worden. Voor lijders, die eene zittende houding moeten bewaren, heeft men afzonderlijke kussens.

Het kussen wordt van eene linnen sloop en de matras van linnen lakens voorzien. Aan het hoofd van iedere krib bevindt zich een bord, waarop de naam van den zieke enz. te lezen staat, en tusschen elk tweetal kribben eene tafel, waarop men de geneesmiddelen enz. van den Iijder kan plaatsen. Gordijnen zijn af te keuren, maar men hebbe steeds schermen bij de hand, om zoo noodig dezen of genen lijder aan den blik der overigen te kunnen onttrekken. Eene bepaalde hospitaalkleeding is onnoodig, maar des te meer zorg vereischt het dieet. Dit laatste wordt door den arts voorgeschreven.

Het aantal artsen in een ziekenhuis is afhankelijk van dat der aanwezige lijders, alsmede van den aard der ongesteldheden. Dezelfde persoon kan veel meer inwendige ziekten behandelen dan uitwendige. De adsistenten dienen stiptelijk de voorschriften van den arts te volgen. Vooral het gestadig verplegen der lijders is eene zaak van het hoogste gewigt, en wij mogen het een zegen noemen voor de lijdende menschheid, dat zich in den laatsten tijd zoovele vrouwen aan de moeijelijke taak der ziekenverpleging hebben gewijd. In groote ziekenhuizen heeft men echter ook mannelijke bewakers noodig, althans één in elke zaal. Die ziekenverpleegsters en bewakers, benevens het geheele personeel der administratie staan onder de bevelen van een directeur. Deze is dikwerf tevens de eerste geneesheer der inrigting, doch meer en meer komt men tot de overtuiging, dat het beter is, een afzonderlijken directeur voor de administratie te benoemen.

In de ziekenhuizen en vooral in de lazarethen in tijd van oorlog komt wel eene gevreesde ongesteldheid voor, bekend onder den naam van hospitaalbrand (gangraena nosocomialis). Men bemerkt namelijk, dat de wonden er eene hoogst ongunstige verandering ondergaan, namelijk dat de wond of granulatie-oppervlakte bedekt is met eene brijachtige massa, welke men er kan afvegen, waarna eene vuile oppervlakte zich vertoont. Deze verandering strekt zich uit over de omliggende deelen, zoodat de wond eerlang een dubbelen omvang verkrijgt. Somtijds ook erlangt de wond eene trechtervormige gedaante en scheidt eene dunne vloeistof af, na wier verwijdering men een vlokkig weefsel aanschouwt. Zoo ontstaat eene verzweering, die desgelijks de omringende deelen aantast. In het eerste geval spreekt men van een palpeusen en in het tweede van een ulcereusen hospitaalbrand. Niet alleen groote wonden, maar ook kleine, zooals die van een bloedzuiger of van een blaartrekkenden pleister worden er door aangetast. Doch de hospitaalbrand openbaart zich nooit aan eene onbeleedigde plek van de huid.

De kankerachtige verwoesting van het weefsel verkrijgt weldra eene aanmerkelijke uitgebreidheid. De lijder wordt koortsachtig, heeft eene beslagene tong, gevoelt zich zwak en verliest den eetlust. Door den hospitaalbrand kunnen de slagaderen worden aangetast, zoodat er gevaarlijke bloedingen ontstaan. Die ziekte schijnt eene miasmatische te wezen, veroorzaakt door de snelle ontwikkeling van een woekerplantje in het weefsel der wonde, en dit miasma kan door verbanden, sponsen, instrumenten en zelfs door de hand van den geneesheer worden overgebragt. Deze ziekte, die ook wel buiten de hospitalen voorkomt, eischt vele offers, maar is niet altijd doodelijk. Men dient echter aanstonds tot doortastende middelen, tot het brandijzer en tot geconcentreerde zuren zijne toevlugt te nemen. Is het branden en bijten naar eisch geschied, dan vormt zich eene korst of roof, en na het afvallen hiervan ontstaat eene gezonde granulatie.

< >