Skoda

betekenis & definitie

Joseph Skoda, een uitstekend geneeskundige, geboren den 10den December 1805 te Pilsen in Bohemen, studeerde te Weenen en werd in 1831 arts van een chóleradistrict in Bohemen en in 1833 tweede geneesheer aan het algemeen ziekenhuis te Weenen, waar hij onder Rokitansky en Kolletschka de pathologische anatomie bestudeerde en de auscultatie en percussie toepaste. Sedert 1835 bestuurde bij de practische oefeningen aan het ziekbed, werd in 1840 benoemd tot geneesheer in de toen gestichte zaal voor borstlijders, in het volgende jaar tot eerste-geneesheer en in 1834 tot hoogleeraar in de kliniek te Weenen. Groot opzien baarde zijne „Abhandlung über Auskultation und Perkussion (1832; 5de druk 1864)” en hij heeft zoowel daardoor als door zijn voortreffelijk onderwijs eene groote dienst bewezen aan het geneeskundig onderzoek.