boteren - Werkwoord
1. gelukken
♢ Het boterde goed tussen de collega's op de afdeling
♢ Het boterde niet goed tussen de zussen, ze hadden altijd ruzie.
2. met boter besmeren
♢ De moeder had de boterhammen van haar kinderen dik beboterd.
Gepubliceerd op 10-11-2017
boteren
betekenis & definitie