Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie G
- Gouw
- Gouwenaar
- Gouwspraak
- Gover
- Govert
- Goverzeil
- Govie
- Graad
- Graadboek
- Graadboog
- Graadmeter
- Graaf
- Graafijzer
- Graafjes
- Graaflijk
- Graafmachine
- Graafschap
- Graafschop
- Graafster
- Graaftijd
- Graag
- Graagheid
- Graagte
- Graaien
- Graaiig
- Graaitijd
- Graal
- Graan
- Graanakker
- Graander
- Graanelevator
- Graanland
- Graanloopkever
- Graanmaaier
- Graanrijk
- Graanschoof
- Graantjespikker
- Graanveiling
- Graasde
- Graat
- Graatachtig
- Graatbalk
- Graattang
- Graatvormig
- Grabat
- Grabbel
- Grabbelaar
- Grabbelen
- Grabbelspel
- Gracelijk
- Gracht
- Grachtbies
- Grachtsboord
- Grachtvaren
- Gracie
- Gracieus
- Gradatie
- Gradeeren
- Gradeerhuis
- Gradendag
- Gradiënt
- Gradinen
- Gradino
- Graduale
- Graduatie
- Gradueel
- Gradueeren
- Graecisme
- Graecomanie
- Graf
- Grafakker
- Grafelijk
- Graffilo
- Grafgang
- Grafmonument
- Grafstil
- Grafstilte
- Graft
- Grafteeken
- Grafwaarts
- Grafworm
- Gragen
- Grahambrood
- Gram
- Gramcalorie
- Grammaire
- Grammatica
- Grammatisch
- Grammoedig
- Grammophoon
- Grammottig
- Grampel
- Gramschap
- Gramstorig
- Granaat
- Granaatappel
- Granaatboom
- Granaatbuis
- Granaatkern
- Granaatkist
