Gepubliceerd op 13-09-2018

Kabeljauw

betekenis & definitie

KABELJAUW, m. (ui), (v. als stofnaam) een visch (gadus morrhua), wordt tot 85 cM. lang en 5 KG. zwaar, tot de orde der weekvinnigen van de groep der beenvisschen behoorende. Hij wordt in de noordelijke zeeën der oude en nieuwe wereld aan den ingang van het Kanaal, bij Ierland, en voornamelijk in de omstreken van de bank van Terre-Neuve (Newfoundland) in overvloed gevangen;

— (spr.) een spiering uitgooien om een kabeljauw te vangen, iets gerings opofferen om iets groots te verkrijgen;
— de spiering doet de kabeljauw afslaan, de hoeveelheid van slechte waar is soms oorzaak dat de goede voor een spotprijs moet verkocht worden;
— er kan nog een kabeljauw onderdoor, er is nog genoeg water onder de kiel; (ook) er is nog geld, wijn genoeg.

< >