Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie G
- Glimpen
- Glimpieper
- Glimpig
- Glimplach
- Glimslang
- Glimworm
- Glinster
- Glinsteren
- Glinsterend
- Glinsterig
- Glinstering
- Glint
- Glinting
- Glip
- Glippen
- Glipper
- Glissade
- Glissando
- Glissen
- Glit
- Globaal
- Globe
- Globe-trotter
- Globuleus
- Globuline
- Globulolyse
- Globulosen
- Gloed
- Gloednieuw
- Gloeibak
- Gloeidraad
- Gloeien
- Gloeiend
- Gloeiendheet
- Gloeiendig
- Gloeierig
- Gloeihaard
- Gloeihitte
- Gloeikousbrander
- Gloeikousje
- Gloeilamp
- Gloeioven
- Gloeispaan
- Gloepe
- Glommen
- Glooi
- Glooien
- Glooiend
- Glooiing
- Glooiingshoek
- Gloop
- Gloor
- Glop
- Gloren
- Gloria
- Gloria-paraplu
- Glorie
- Gloriedronken
- Gloriën
- Glorierijk
- Gloriëtte
- Glorieus
- Glorievol
- Gloring
- Glos
- Glossarium
- Glosseeren
- Glossen
- Glossenmaker
- Glossitis
- Glucose
- Glui
- Gluip
- Gluipen
- Gluipend
- Gluiper
- Gluiperig
- Gluipertje
- Gluiphoed
- Gluipsch
- Gluischoof
- Glunder
- Gluren
- Gluten
- Glutenbrood
- Glutinantia
- Glutine
- Glutol
- Gluur
- Gluurder
- Gluurnet
- Gluuroogen
- Glyceriden
- Glycerine
- Glycogeen
- Glycose
- Glyphiek
- Glyphogeen
- Glyphographie
- Glyptiek
