Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Raap

betekenis & definitie

I. (<Lat.), v. (rapen),

1. plantensoort welke tot het geslacht kool van de familie der kruisbloemigen behoort (Brassica rapa): men onderscheidt twee variëteiten van raap naar de vorm van de knol: de ronde rapen of knollen en de lange of Franse rapen ; — (zegsw., Zuidn.) iem. in de rapen zitten, hem toetakelen ; (Zuidn.) in iemands rapen zitten, a. zich ten koste van een ander voordeel verschaffen, onder zijn duiven schieten ; b. iemands ongenoegen opwekken (ook in iemands rapen lopen, — schijten);
2. de eetbare knolvormig verdikte wortel van Brassica rapa napifera als tuinbouwproduct: zo voos als een raap, zie bij Voos ; blozen gelijk een (geschilde) raap, er bleek uitzien; met de rapen in de pot gaan, (gezegd van iemands (karige) inkomsten of verdiensten) geheel aan de kost besteed worden;
3. (mv.) rapen, gerecht bereid uit rapen (2.); — de rapen zijn gaar, a. (gew.) van een vrouw gezegd die spoedig moet bevallen; b. er is een kritiek ogenblik aangebroken, ,,nu wordt het mooi”, ,,nu zullen we het hebben”; vooral gezegd wanneer er onenigheid dreigt: zo’n snotneus wil me de dienst voorschrijven! nee, nu zijn de rapen gaar ;
4. (Zuidn.) houten bol die de top van een mast of steng dekt;
5. familiaire ben. voor een dik, ouderwets horloge : een raap of knol die hij van zijn grootvader geërfd had ;
6. (plat) hoofd, kop : daar heb je de pauwen met een plukkie op d'r raap ; ze hebben hem voor zijn raap geschoten, doodgeschoten ;
7. (plat) lichaam: hij vreet alles in zijn raap ; iem. bij zijn raap nemen, om met hem te vechten ; — hij heeft een stuk in zijn raap, een stuk in zijn kraag, hij is dronken.

II. m., g. mv., afgevallen fruit dat niet geplukt, maar van de grond opgeraapt is, val.

< >