Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- Schachthout
- Schachtje
- Schachtkooi
- Schachtkool
- Schachtleest
- Schachtluik
- Schachtmijn
- Schachtoven
- Schachtpenseel
- Schachtring
- Schachtvorm
- Schachtvormig
- Schad
- Schad’ um die leut’! sind sonst wackre brüder; aber das denkt wie ein seifensieder
- Schadde
- Schaddenvuur
- Schade
- Schadeaanmelding
- Schadecertificaat
- Schadelijk
- Schadelijkheid
- Schadeloos
- Schadeloosheid
- Schadeloosstellen
- Schadeloosstelling
- Schaden
- Schadeopneming
- Schadepercent
- Schadeplichtig
- Schadepost
- Schaderegeling
- Schaderekening
- Schadestatistiek
- Schadevaring
- Schadevergoeding
- Schadeverhaal
- Schadeverhaling, schaverhaling
- Schadeverzekering
- Schadevordering
- Schaduw
- Schaduwachtig
- Schaduwbeeld
- Schaduwboom
- Schaduwen
- Schaduwfiguur
- Schaduwgestalte
- Schaduwgras
- Schaduwhal
- Schaduwhout
- Schaduwindustrie
- Schaduwing
- Schaduwkant
- Schaduwkegel
- Schaduwleeuw
- Schaduwletter
- Schaduwloos
- Schaduwomtrek
- Schaduwpartij
- Schaduwperspectief
- Schaduwplant
- Schaduwplek
- Schaduwrijk
- Schaduwtje
- Schaduwvlak
- Schaduwvogel
- Schaduwvorm
- Schaduwwerking
- Schaduwwolk
- Schaduwzijde
- Schaffelen
- Schaffen
- Schaft
- Schaftbaas
- Schaften
- Schaftgat
- Schaftgeld
- Schafthuis
- Schaftje
- Schaftkelder
- Schaftklok
- Schaftlokaal
- Schafttijd
- Schaftuur
- Schakeersel
- Schakel
- Schakelaar
- Schakelarmband
- Schakelbord
- Schakelcel
- Schakelen
- Schakelgaren
- Schakelhefboom
- Schakelhuisje
- Schakeling
- Schakelkamer
- Schakelkast
- Schakelklok
- Schakellessenaar
- Schakellijm
- Schakelmeubelen
